IB 2024/9: beoordelen uitzonderlijkheid priveleven 8 EVRM

Gelet op de uitspraak van de ABRvS wordt geadviseerd om niet langer de omstandigheden waaronder het privéleven tijdens legaal verblijf is opgebouwd – zoals het verrichten van arbeid, het slagen voor het inburgeringsexamen en het aanknopen van sociale en culturele banden – in het nadeel van de vreemdeling uit te laten vallen met als reden dat deze inherent zijn aan het verblijf in Nederland en daarmee niet uitzonderlijk zijn.

Daarmee is echter niet gezegd dat een beroep op artikel 8 EVRM-privéleven sneller dan voorheen moet worden gehonoreerd. Na de vaststelling dat sprake is van privéleven, zal immers in alle gevallen een volledige belangenafweging moeten worden gemaakt, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken. In de regel zullen de banden die een vreemdeling in Nederland heeft opgebouwd zich er niet tegen verzetten om het privéleven buiten Nederland voort te zetten of opnieuw op te bouwen. De elementen die in ieder geval moeten worden betrokken in de belangenafweging staan genoemd in paragraaf 10.3 van werkinstructie 2020/16.

Alleen als het privéleven tijdens illegaal verblijf of een periode waarin de verblijfsrechtelijke status onzeker is, is opgebouwd mag tevens worden geëist dat de omstandigheden waaronder het privéleven is opgebouwd uitzonderlijk zijn. Wat moet worden verstaan onder uitzonderlijke omstandigheden is niet beleidsmatig ingevuld. Geadviseerd wordt om bij twijfel de zaak voor te leggen aan de kennisgroep 8 EVRM. Het enkele feit dat sprake is van een schrijnend element is in ieder geval niet voldoende om te concluderen tot een uitzonderlijke situatie op grond waarvan er een verplichting bestaat tot het laten voortzetten van het privéleven.

https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1327239_1/1/, 1.2.24