De Afdeling merkt op dat de voorgestelde regeling juridisch wel degelijk onderscheid maakt op basis van (verblijfs)status. Alleen slachtoffers van huiselijk of (dreigend) eergerelateerd geweld die een aanvraag voor een verblijfsvergunning hebben gedaan of al in het bezit zijn van een verblijfsvergunning, kunnen aanspraak maken op toegang tot de opvang. Dit roept de vraag op hoe deze situatie zich verhoudt met de eis in de Europese Slachtofferrichtlijn en het Verdrag van Istanbul dat opvang voor alle slachtoffers van huiselijk of (dreigend) eergerelateerd geweld beschikbaar is, ‘ongeacht hun verblijfsstatus’.
De Afdeling adviseert dan ook de toelichting aan te vullen met een analyse van de verhouding tussen het ontwerpbesluit enerzijds en de Europese Slachtofferrichtlijn en het Verdrag van Istanbul anderzijds, en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen.
Naar het oordeel van de regering vormt niet-rechtmatig verblijf in principe geen obstakel voor de vereiste toegang tot slachtofferhulp en opvang, omdat direct bij de intake in de opvangvoorziening een slachtoffer een verblijfsvergunning op humanitaire gronden kan aanvragen. Zodoende ontstaat uitzicht op een verblijfsvergunning (bestendig rechtmatig verblijf), hetgeen zowel voor het slachtoffer, dat daarmee minder kwetsbaar wordt voor uitzetting, als voor de gemeenten die aan de slachtoffers voorzieningen bieden, wenselijk is.
Aanpassing van de regelgeving is op dit punt dan ook niet nodig.
In zijn algemeenheid bestaan binnen het Nederlandse vreemdelingrechtelijke kader voldoende mogelijkheden voor niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen om opvang of onderdak te verkrijgen, hetgeen een eventuele vertrekplicht overigens onverlet laat. Daarbij zal waar mogelijk worden gezocht naar een onderdaklocatie die veilig en passend is, om op deze wijze maatwerk voor de genoemde groep te kunnen leveren. Een oplossing hoeft daarmee niet per se via wet en regelgeving gevonden te worden, maar kan ook van praktische aard zijn. De Slachtofferrichtlijn en het Verdrag van Istanbul bevatten op dit punt van non-discriminatie geen opdrachten tot regelgeving.
…vertrekplichtige slachtoffers kunnen opvang krijgen in een vertreklocatie en daar zorg krijgen vanuit het COA. Dit laatste geldt voor de bewuste categorie vreemdelingen die geen verblijfsvergunning willen aanvragen. Onder de Wmo 2015 voert de opvanginstelling in de praktijk de intake uit en begeleidt de aanvraag van een verblijfsvergunning. Er is geen toegang tot die opvang op grond van de Wmo 2015 zonder aanvraag. Hier is het koppelingsbeginsel leidend (art. 10 Vreemdelingenwet). Iemand die afziet van de aanvraag is vertrekplichtig en kan opvang krijgen in de vrijheidsbeperkende locatie om te werken aan terugkeer.
brief minister, 5.11.19 in Staatscourant 2019, 63243
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-63243.html, 21.11.19