Rb: 8EVRM verblijf bij kind op grond van gedragsrapportage groningen

Uit het gedragskundig onderzoek volgt het volgende. Al jarenlang speelt de dreiging van de mogelijke uitzetting van eiser en het verdwijnen van vader uit het leven van zijn jonge kinderen. Het verlies van eiser, die ondanks de scheiding een wezenlijk en min of meer dagelijkse rol speelt in hun opvoeding en sociaal/emotioneel welbevinden, zal beide kinderen doen depriveren van de meest basale behoefte waar kinderen recht op hebben; een gevoel van veiligheid, vertrouwen, zorg, aandacht en de onvoorwaardelijk affectie van beide ouders. De onderzoekers wijzen op het belang van de kinderen bij stabiele gehechtsheidsrelaties en stellen vast dat de kinderen door terugkeer van eiser naar Armenië hun hechtingsfiguur verliezen. Uit onderzoek blijkt dat het verliezen van een hechtingsfiguur traumatiserend is voor kinderen. Door de scheiding met eiser loopt de “secure base” van de kinderen daarom gevaar. Terugkeer van eiser naar zijn land van herkomst zal naar het oordeel van de onderzoekers traumatisch zijn voor de kinderen.

Verder wijzen de onderzoekers erop dat bij uitzetting van eiser, de moeder van de kinderen extra belast zal raken. Niet alleen op emotioneel vlak, maar ook in de zorgtaakbreedte, mede gezien de fysiek kwetsbaarheid van [kind 1] . Voorts stellen de onderzoekers dat het voor de moeder en kinderen niet realistisch, noch wenselijk is om eiser achterna te reizen naar Armenië. Daartoe wijzen zij onder meer op het ontbreken van een sociaal netwerk voor de moeder omdat zij afkomstig is uit Azerbeidzjan, haar familie- en sociale banden met Nederland, de worteling van de kinderen in Nederland en hun familie en sociale banden in Nederland, de relatie van de moeder met een Nederlandse man en de dreigende gevangenisstraf van eiser in Armenië wegens dienstplichtontduiking.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door in het verweerschrift het gedragskundig onderzoek mee te wegen in het kader van de belangenafweging op grond van artikel 8 EVRM zonder daarover eerst zelf advies van een ter zake deskundige in te winnen. De opmerkingen die in het verweerschrift over de inhoud van het door eiser overgelegde gedragskundig onderzoek zijn gemaakt ontstijgen daardoor niet het niveau van kritische kanttekeningen. Dit terwijl de inhoud van dat rapport, naar het oordeel van de rechtbank, een wezenlijk nieuw licht laat schijnen op de bij de beoordeling van eisers aanvraag mee te wegen belangen van zijn minderjarige kinderen. Reeds hierom kleeft aan het bestreden besluit een zorgvuldigheid- en daaruit voortvloeiend ook een motiveringsgebrek. Al om die reden dient het bestreden besluit te worden vernietigd.

Ook om andere redenen dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
De eerste van die redenen is dat uit de door eiser aangehaalde WI 2019/10 volgt dat verweerder dient te bekijken of de omgangsregeling wordt nageleefd. Ook dit heeft verweerder niet kenbaar gedaan. Uit de WI volgt verder dat niet alleen getoetst dient te worden of sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in het buitenland voort te zetten maar ook of sprake is van een “certain degree of hardship” voor de moeder en de kinderen zodat niet van hen verwacht kan worden dat zij eiser achterna reizen naar zijn land van herkomst. In het gedragskundig onderzoek is aangegeven welke gevolgen het voor de moeder van de kinderen zal hebben als zij eiser achterna reist. Ook dit heeft verweerder echter niet kenbaar in het bestreden besluit dan wel het verweerschrift getoetst.

Rb Haarlem 19/2487, 7.4.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:3325