Rb: 8EVRM voor Marokkaanse man, 35jr in NL met gezinsleven

Eiser is ongeveer 35 jaar in Nederland. Hij heeft al die tijd een relatie met zijn Nederlandse partner. Zij hebben samen drie dochters, die inmiddels volwassen zijn. Destijds lukte het niet eisers verblijf te legaliseren, omdat zijn partner wel werkte maar niet genoeg verdiende om aan het middelenvereiste te voldoen voor een verblijfsvergunning bij partner. Het gezin heeft altijd samengewoond. Eiser heeft werkzaamheden verricht in kassen en slachthuizen. Zo heeft hij het gezin kunnen onderhouden. Sinds een paar jaar is het lastiger geworden om te werken zonder rechtmatig verblijf. Eiser heeft nog wel vrijwilligerswerk gedaan in de coronatijd. Zijn partner werkt deeltijd en zijn dochters werken nu alle drie na hun opleiding. Zij wonen als gezin samen en onderhouden elkaar.

Eiser spreekt de Nederlandse taal voldoende, zoals ook bleek op zitting. Eiser heeft zich terughoudend opgesteld en zich niet gemeld bij instanties uit angst om uitgezet te worden. Graag zou hij zijn verblijf alsnog legaliseren, zodat hij bij zijn Nederlandse gezinsleden kan blijven en ook weer kan gaan werken. Eiser heeft nauwelijks nog banden met Marokko. Zijn moeder woont daar inmiddels ook niet meer.

Aan deze belangen aan de zijde van eiser die aanzienlijk zijn, heeft verweerder onvoldoende gewicht toegekend. Niet gebleken is dat het belang van de Nederlandse staat concreet in het geding is. Er is geen beroep gedaan op de openbare kas. Niet valt in te zien dat daarop alsnog een beroep zal worden gedaan, gelet op het arbeidsverleden van eiser en de inkomsten van het gezin. Verder zijn er geen openbare orde aspecten en heeft eiser familie- en gezinsleven met zijn Nederlandse partner en drie Nederlandse dochters.

Beroep gegrond.
Rb den Haag NL23.12689, 11.10.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:17442