Rb: altijd geloofwaardigheidsbeoordeling verplicht, ook als gelogen voor verkrijgen visum

De vreemdelingen leggen aan hun asielaanvraag ten grondslag dat ze vrezen voor de familie van de vrouw, omdat zij een buitenechtelijke relatie hebben en de familie haar wilde uithuwelijken aan haar neef. De staatssecretaris is op grond van de ingewilligde visumaanvraag bij de Italiaanse autoriteiten, waar de vreemdelingen hebben verklaard gehuwd te zijn, en het niet spontaan vertellen over het visum, uitgegaan van een huwelijk tussen de vreemdelingen en heeft geen aanleiding gezien om de geloofwaardigheid van de verklaringen over dit asielmotief inhoudelijk te beoordelen.

De rechtbank oordeelt als volgt. Zowel bij de intake als de Dublingehoren hebben zij consistent verklaard dat zij ongehuwde partners zijn. Dat de vreemdelingen niet spontaan bij de intake over hun visum hebben verklaard, neemt niet weg dat een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet worden verricht. In beginsel mogen tegenstrijdige verklaringen over de huwelijkse staat worden betrokken bij die geloofwaardigheidsbeoordeling en zeker als dit ziet op de kern van het relaas. De staatssecretaris dient echter uiterst terughoudend te zijn bij het betrekken van verklaringen die zijn afgelegd om het land van herkomst te verlaten als dit vertrek is ingegeven door vluchtmotieven. Geduide tegenstrijdigheden mogen op zichzelf worden betrokken bij de beoordeling van de afgelegde verklaringen maar tegenstrijdige verklaringen kunnen geen rechtvaardiging vormen voor het achterwege laten van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Dit geldt ook als de tegenstrijdige verklaringen door de staatssecretaris als “leugenachtig” of “misleidend” worden gezien.

Beroep gegrond.
Rb Roermond, NL22.18743 en NL22.18744, 1.3.24