Rb: detentie in regulier ziekenhuis onjuist; maar wel detentiegeschikt

De vreemdeling is op 15 juli 2021 in bewaring gesteld en op 17 juli 2021 opgenomen in ziekenhuis 1 en vanuit daar voor de operatie overgeplaatst naar ziekenhuis 2, waar hij op 23 juli 2021 is ontslagen. Gedurende de periode in het ziekenhuis was er bewaking bij eiser aanwezig.

De rechtbank stelt vast dat de reguliere ziekenhuizen geen locaties zijn waar de maatregel van bewaring ten uitvoer kan worden gelegd. De wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel is dan ook over de periode van 17 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 onrechtmatig.

De rechtbank ziet geen aanleiding om aan eiser een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat hij voor vergoeding in aanmerking komende immateriële schade heeft geleden, ook niet door de aanwezigheid van bewaking in het ziekenhuis, nu opname in het ziekenhuis gezien zijn medische situatie noodzakelijk was. Dergelijke schade heeft eiser ook niet gesteld.

Ten aanzien van de stelling van eiser dat het enkele feit dat hij vanwege de opname in het ziekenhuis detentieongeschikt is, overweegt de rechtbank dat het aan de vreemdeling is om dit aan te tonen. Daarvan is sprake indien vaststaat dat de in detentie beschikbare medische zorg in het geval van de vreemdeling niet toereikend is. Ook kan sprake zijn van detentieongeschiktheid indien is aangetoond dat de vreemdeling niet in staat is de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan of wanneer zijn psychische omstandigheden in detentie door gebrek aan medische zorg zullen verslechteren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet met stukken aangetoond dat van (één van) die omstandigheden in zijn geval sprake is. Zo is onder meer niet komen vast te staan dat eiser niet tevens in detentie, bijvoorbeeld in een penitentiair ziekenhuis, behandeld had kunnen worden en aldaar de inbewaringstelling op verantwoorde wijze had kunnen ondergaan. Gelet hierop slaagt de beroepsgrond van eiser niet.

Rb Haarlem Nl21.12112, 24.8.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:9411