Rb: drie jaar onderzoek naar opvang in Uganda voor amv is te lang

De minderjarige vreemdeling heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat ze in Oeganda werd mishandeld door haar vader en vreest te worden uitgehuwelijkt bij terugkeer. De staatssecretaris heeft de verklaringen over de mishandeling door de vader geloofwaardig geacht, maar de vrees voor uithuwelijk is onvoldoende concreet.

... Verder volgt uit de Afdelingsuitspraak van 8 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1530) dat een onderzoeksperiode van drie jaar gerekend vanaf de asielaanvraag hoe dan ook te lang is. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris aangegeven dat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond, dat daarom nog geen terugkeerbesluit wordt opgelegd en dat het onderzoek nog maximaal één jaar zal duren. Op zitting heeft de staatssecretaris ook aangegeven dat het enige onderzoek naar adequate opvang dat is verricht, het onderzoek op basis van de verklaringen van de vreemdeling is. Ook heeft DT&V pas in de week vóór de zitting een eerste gesprek gevoerd met Nidos. Nu het in september 2023 drie jaar geleden is dat de vreemdeling in Nederland asiel heeft aangevraagd en er geen vertragende factoren die niet aan de staatssecretaris zijn te wijten zijn gebleken, is de staatssecretaris onvoldoende voortvarend te werk gegaan. Er is onvoldoende gemotiveerd waarom er vanaf het bestreden besluit nog een jaar nodig is voor het onderzoek en waarom er niet nu al wordt overgegaan tot het verlenen van een buitenschuldvergunning. Indien de staatssecretaris niet overgaat tot het verlenen van een buitenschuldvergunning, wordt er een termijn van twaalf weken opgelegd om een nieuw besluit te nemen.

Beroep gegrond.
Rb Amsterdam, NL23.15638, 4.7.23