Rb: geen buitenschuld want twijfel aan identiteit

In casu is de vraag of de vreemdeling voldoet aan het buitenschuldbeleid. Volgens de staatssecretaris zou de vreemdeling onvoldoende inspanningen hebben verricht om een laissez-passer te verkrijgen. De vreemdeling heeft zich verschillende keren tot de ambassade van Benin in Brussel, diverse functionarissen, het Rode Kruis en de UNHCR gewend. Daarbij heeft hij verschillende vertrekgesprekken gevoerd met de DT&V. De rechtbank overweegt daarom dat het aan de staatssecretaris was om te motiveren wat de vreemdeling nog meer had moeten doen om een laissez-passer van de Beninse ambassade te verkrijgen.

Voorts wijst de rechtbank erop dat een beroep op buitenschuld niet kan worden afgewezen op de enkele grond dat de DT&V geen positief zwaarwegend advies heeft overgelegd (ECLI:NL:RVS:2019:1973). Nu de staatssecretaris dit wel heeft gedaan is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk gemotiveerd is.

Wel heeft de staatssecretaris de vreemdeling in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat niet voldaan is aan de voorwaarde dat er geen redelijke twijfel bestaat over zijn identiteit en nationaliteit omdat zijn opgegeven geboortedatum onjuist is. Daarmee heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden voor het buitenschuldbeleid. Beroep ongegrond.

Rb Den Bosch, AWB 18/9138, 24.12.19