Rb: geen depots voor psychotische therapie-ontrouwe man in Rwanda beschikbaar

Uit het BMA-advies en de door eiser overgelegde stukken volgt dat hij thans ambulant wordt behandeld en dat zijn situatie stabiel is met een driemaandelijks medicatiedepot. Niet in geschil is dat in geval deze behandeling uitblijft naar verwachting een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. Evenmin is in geschil dat eiser notoir therapie ontrouw is en dat dit voortkomt uit een gebrekkig ziektebesef. Het BMA heeft daarom niet volstaan met het advies dat de vereiste behandeling in Rwanda aanwezig is, maar als reisvoorwaarden geformuleerd dat eiser tijdens de reis zal worden begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige en na aankomst fysiek aan een behandelaar zal worden overgedragen.

Uit de door eiser overgelegde stukken komt echter het beeld naar voren dat voor het verkrijgen van de vereiste vervolgbehandeling barrières bestaan. Zo is er sprake van een tekort aan gekwalificeerd personeel6 waardoor lange wachtrijen ontstaan7 en moet in beginsel voor de behandeling worden betaald8. Tegen die achtergrond en gelet op de therapieontrouwheid van eiser, acht de rechtbank niet inzichtelijk dat met de gestelde voorwaarden het risico op het ontstaan van een medische noodsituatie op korte termijn voldoende wordt ondervangen. Het is de rechtbank onduidelijk waarom er van kan worden uitgegaan dat eiser na de fysieke overdracht, zich voor de vervolgbehandeling zal melden en deze ook daadwerkelijk zal ondergaan. Het is aan verweerder om de ontstane twijfel over het ontstaan van een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer van eiser weg te nemen.

Reeds om het bovenstaande is het beroep gegrond.

Ten aanzien van de beschikbaarheid van de medicatie

Uit het BMA-advies blijkt dat het thans door eiser gebruikte depotpreparaat niet aanwezig is in Rwanda. Het BMA noemt drie alternatieven (flufenazine, flupentixol, haloperidol) die wel aanwezig zijn. De psychiater van eiser heeft zich in de email van 7 december 2018 gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de genoemde alternatieven niet werkzaam zullen zijn voor eiser. Hierop is geen reactie van het BMA gevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank had dit wel gemoeten nu de werkzaamheid van de alternatieve medicatie door de behandelend psychiater gemotiveerd in twijfel is getrokken.

Ook om deze reden is het beroep gegrond. Verweerder zal alsnog aanvullend advies aan het BMA moeten vragen.

Rb Amsterdam AWB 18/2178 (beroep) AWB 18/2179 (voorlopige voorziening), 18.1.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:599