Rb: geen intrekking vergunning mogelijk voor 2e generatie migrant

Eiser is in 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf en aan hem is een TBS-maatregel opgelegd. Naar aanleiding hiervan heeft de SvJ&V aan eiser kenbaar gemaakt om de aan eiser verleende VVR-onbep in te trekken en aan eiser een inreisverbod uit te vaardigen.

Eiser betoogt dat art. 21 lid 4 Vw, dat ziet op de weigering van een VVR-onbep analoog dient te worden toegepast en dat de door art. 22 Vw geboden bevoegdheid tot intrekking door art. 21 lid 4 wordt beperkt. De Rb volgt eiser in zijn standpunt dat dit betekent dat indien een aanvraag niet zou kunnen worden geweigerd, de vergunning ook niet kan worden ingetrokken en dat de door art. 22 Vw neergelegde bevoegdheid tot intrekking in zoverre geacht moet worden door art. 21 lid 4 Vw te worden beperkt. De Rb vindt steun voor dit oordeel in de door partijen aangehaalde wetsgeschiedenis waarin is vermeld dat art. 21 lid 4 strekt tot bescherming van het verblijfsrecht van de tweede generatie immigranten. Met die ratio is niet verenigbaar dat een verleende verblijfsvergunning ook weer zou kunnen worden ingetrokken. Dat in dit geval wel wordt voldaan aan de in art. 3.86 Vb genoemde voorwaarden kan niet tot een ander oordeel leiden. Art. 3.86 Vb kan geen ruimere strekking hebben dan art. 22 Vw gelet op het bepaalde in 21 lid 4 Vw. Beroep gegrond.

VK Rb Amsterdam, AWB 18/9052, 11.6.19