Rb: geen recht meer op VBL-opvang door rechtmatig verblijf in 8EVRM-procedure

Eiseres is in 2015 met haar ouders naar Nederland gekomen. Haar asielaanvraag is afgewezen, waarna zij vervolgens naar een onderdaklocatie in een VBL is gegaan. Eiseres volgt als jongvolwassene een mbo-opleiding en verblijft doordeweeks in een gastgezin. In het weekend verblijft eiseres bij haar ouders op de VBL.

Eiseres heeft op 22 juni 2021 – zij was toen nog minderjarig – een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning ‘uitoefenen privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM’. De aanvraag is afgewezen maar de voorlopige voorziening en later ook het beroep hiertegen zijn gegrond verklaard. De minister heeft daarom de vrijheidsbeperkende maatregel opgeheven. Op eiseres rust immers geen vertrekplicht meer omdat zij rechtmatig verblijf heeft ….

De rechtbank is van oordeel dat de regievoerder van de DT&V terecht eiseres heeft aangezegd dat de onderdakverlening in de VBL wordt beëindigd. Een belangrijke voorwaarde voor onderdak in een VBL is dat sprake is van een niet rechtmatig verblijvende vreemdeling die bereid is mee te werken aan vertrek. Eiseres voldeed niet (meer) aan die voorwaarde. Het betoog van eiseres dat zij (nog steeds) gezinsleven heeft met haar ouders en dat zij al haar hele leven samenwoont met haar ouders, maakt, wat daar ook van zij, de uitschrijving uit de VBL nog niet onrechtmatig.

Het beroep is ongegrond.
Rb Groningen AWB 23/5245, 22.11.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:19388