Rb: geen schorsende werking beroep na niet-ontvankelijkverklaring hasa; terecht in detentie

Deze zaak betreft een Algerijnse vreemdeling aan wie een maatregel van bewaring is opgelegd. De vreemdeling wijst erop dat hij in bewaring is gesteld gedurende de termijn dat hij rechtsmiddelen kon instellen tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij mocht gedurende deze periode niet in bewaring worden gesteld. De rechtbank overweegt als volgt. In onderhavig geval is sprake van een opvolgende asielaanvraag. Deze asielaanvraag is eerder niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, lid 1 sub d Vw en daarom is van schorsende werking hangende een eventueel in te stellen beroep dan wel een in te dienen verzoek om een voorlopige voorziening geen sprake. De situatie in het arrest Gnandi (ECLI:EU:C:2018:465) is hier niet aan de orde, aangezien al eerder een beoordeling van een verzoek van de vreemdeling om internationale bescherming heeft plaatsgevonden. Ook de Beschikking van het Hof van 5 juli 2018 inzake C, J en S (ECLI:EU:C:2018:544) heeft geen betrekking op een opvolgende asielaanvraag.

In onderhavig geval wordt daarom geen grond gezien voor het oordeel dat het Gnandi-arrest en de Beschikking van het Hof van 5 juli 2018 in het onderhavige geval van toepassing is, zodat geen grond bestaat dat de vreemdeling niet op de grondslag van artikel 59 lid 1 onder a Vw in bewaring mocht worden gesteld.

Rb Zwolle, NL19.28474, 11.12.19