Rb: geen straf voor hulp bij illegaal verblijf want mogelijk vriendendienst

Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij een illegale vreemdeling uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of hem krachtens overeenkomst of aanstelling heeft laten werken, terwijl hij wist dat hij illegaal in Nederland verbleef.

Naast de waarneming van de arbeidsinspectie dat de vreemdeling in het Chinese restaurant van verdachte zeewier aan het snijden was, bestaat het dossier hoofdzakelijk uit verklaringen van de vreemdeling. Deze moeten kritisch worden bekeken, omdat zij niet gelijkluidend zijn en hij i.h.k.v. een andere zaak als slachtoffer van uitbuiting is aangemerkt en op basis van de zgn. B9-regeling een verblijfstitel heeft gekregen, zodat hij mogelijk een belang heeft of meent te hebben bij een het afleggen van een belastende verklaring. Niet is komen vast te staan dat hij in het restaurant van verdachte heeft geslapen. Wel kan worden vastgesteld dat hij eten en drinken heeft gekregen van verdachte en dat hij werkzaamheden heeft verricht in de keuken van diens restaurant. De verklaringen laten de reële mogelijkheid open dat de vreemdeling de werkzaamheden op eigen initiatief heeft verricht als dank voor de maaltijden. Ook is het mogelijk dat medewerkers van het restaurant zelfstandig aan hem hebben gevraagd om ondersteunende zaamheden te verrichten. Het kan dus ook zijn dat verdachte de vreemdeling louter uit medemenselijkheid - en niet uit winstbejag - te eten heeft gegeven en dat de werkzaamheden van de vreemdeling niet zijn verricht krachtens een overeenkomst met of aanstelling door verdachte. Beroep gegrond. Spreekt verdachte vrij.

Rb Amsterdam (straf), 13/993037-12, 16.9.16
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2016:6572