Rb: geen vestigingsalternatief mensenhandelslachtoffer Nigeria met nog onbesneden dochter

De vreemdeling heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij bij terugkeer naar Nigeria vreest voor problemen met mensenhandelaren aan wie ze geld schuldig is na haar ontsnapping aan gedwongen prostitutie in Italië. Ook vreest ze dat haar dochter bij terugkeer slachtoffer zal worden van genitale verminking.

De rechtbank overweegt dat de vrees voor represailles van mensenhandelaren bij terugkeer naar Nigeria moet worden aangenomen. Echter heeft de vreemdeling niet aannemelijk gemaakt dat zij daartegen geen bescherming kan krijgen van de Nigeriaanse autoriteiten. Immers blijkt uit het ambtsbericht dat daders die personen voor seksuele doeleinden naar het buitenland verhandelen, in Nigeria strafbaar zijn en worden vervolgd. Wel overweegt de rechtbank dat in verband met de kwetsbaarheid van de vreemdeling (wat blijkt uit het medische rapport van de GGZ) en het feit dat de vreemdeling een alleenstaande vrouw is zonder sociaal netwerk, de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij haar dochter kan onttrekken aan de genitale verminking door zich in een ander deel van Nigeria te vestigen. Ook nu van de vreemdeling gezien de druk vanuit de gemeenschap een proactieve houding wordt verwacht.

Voorts heeft de staatssecretaris bij het beoordelen van een vestigingsalternatief, specifiek in het noordoosten van Nigeria, onvoldoende betrokken dat de vreemdeling christen is en uit het ambtsbericht blijkt dat in dit gebied veel geweld heerst door Boko Haram. Tot slot heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd dat de vreemdeling zich tot NAPTIP kan wenden voor de voor haar noodzakelijke opvang.

Rb Haarlem, NL19.19717, 12.2.20