Rb: geen voortgezet verblijf voor Sri Lankese vrouw na overlijden man met vergunning medisch

Eiseres is in 2017 vanuit Sri Lanka met een visum kort verblijf voor bezoek aan haar dochter en de familie naar Nederland gereisd. Vervolgens heeft zij een aanvraag voor een verblijfvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke is afgewezen. Wel heeft de echtgenoot van eiseres op grond van artikel 64 uitstel van vertrek gekregen. Vervolgens heeft hij een aanvraag ingediend voor een reguliere verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘medische behandeling’. Eiseres is op 1 april 2019 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het doel ‘verblijf als familie-of gezinslid bij [naam]’. Op 24 maart 2021 is de geldigheidsduur van de vergunning verlengd tot 24 maart 2022….

In de eerste plaats stelt de minister terecht dat niet is gebleken dat eiseres vanwege haar medische omstandigheden gebonden is aan Nederland. … De minister stelt zich verder niet ten onrechte op het standpunt dat de herdenkingsdienst en het altaar voor de overleden echtgenoot van eiseres in Nederland, niet maken dat aan eiseres verblijf zou moeten worden verleend op grond van het privéleven. …

Volgens eiseres kent de minister ook onvoldoende belang toe aan de sterke emotionele band met haar dochter, haar ouderdom en immobiliteit. Zij wordt door de rechtbank niet in dit betoog gevolgd. … De minister mag aannemen dat eiseres nog steeds sterke banden heeft met Sri Lanka omdat zij daar het grootste gedeelte van haar leven heeft gewoond, de taal spreekt en familie heeft. Zij kunnen haar ondersteunen bij terugkeer en de dochters van eiseres kunnen haar op afstand financieel onderhouden. Eiseres is in de uitoefening van haar privéleven niet gebonden aan Nederland, evenmin is het onredelijk om bepaalde banden die zij met Nederland heeft op afstand te onderhouden.

Rb Arnhem NL24.20931, 3.2.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:1499