Rb: heroverweging zwaar inreisverbod, leven gebeterd en uitzetting strijdig met 3EVRM

Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Eiser is op jonge leeftijd Nederland ingereisd. Hij heeft een posttraumatisch stresssyndroom en kampt met psychische problemen. Eiser stelt dat hij in Nederland een ongeluk heeft gehad. Hij heeft als gevolg daarvan in coma gelegen. Van dit ongeluk is eiser hersteld en sindsdien doet eiser er alles aan om zijn situatie te verbeteren. Hij is inmiddels 2 jaar gestopt met het drinken van alcohol en hij staat onder behandeling bij GGZ voor zijn psychische problematiek. Het slagen van de behandeling hangt voor een groot deel af van de continuering van de opvang en hulpverlening. Vanwege eisers onzekere verblijfsstatus, neemt hij zijn anti-epilepsiemedicijn niet goed in, met gezondheidsrisico’s als gevolg. ...

De rechtbank begrijpt dat volgens eiser deze bijzondere feiten en omstandigheden dienen te leiden tot de inwilliging van de aanvraag tot opheffing van het inreisverbod dan wel dat die erop wijzen dat het gevaar voor de openbare orde is geweken.

Volgens het beleid dat verweerder bij de beoordeling van de opheffing van het inreisverbod heeft toegepast, kunnen zich bijzondere feiten en omstandigheden voordoen waarbij onder andere het gevaar voor de openbare orde is geweken of het belang van de vreemdeling moet prevaleren voordat de duur van het opgelegde inreisverbod is verstreken. Ook de vraag of artikel 3 van het EVRM zich verzet tegen de uitzetting van de vreemdeling is relevant. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit ongemotiveerd heeft gelaten waarom de door eiser aangevoerde omstandigheden hem geen aanleiding hebben gegeven om het inreisverbod op te heffen of de duur daarvan te verkorten.

Het beroep wordt gegrond verklaard.
Rb Zwolle NL21.15920, 9.6.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:5628