Rb: heroverweging zwaar inreisverbod, uitzetting betekent 3EVRM-risico vanwege ziekte

Beroep gegrond. Op 16 september 2016 is de verblijfsvergunning van de vreemdeling ingetrokken en is hem een inreisverbod van tien jaar opgelegd, vanwege gepleegde strafbare feiten. Hij is onder andere gediagnosticeerd met: schizofrenie, chronische PTSS en een stoornis in het gebruik van drugs en alcohol. Inmiddels is hem uitstel van vertrek verleend o.g.v. art. 64 Vw. De vreemdeling vraagt om het inreisverbod op te heffen.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om het inreisverbod op te heffen. Sinds de vreemdeling eind 2016 in een kliniek is opgenomen is zijn problematiek duidelijk geworden. Er zijn meerdere diagnoses gesteld en hij is intensief behandeld. Zijn ISD-maatregel is sinds januari 2018 afgelopen. Hij verblijft sindsdien op vrijwillige basis bij Fivoor. Het advies van de behandelaars is dat hij langdurig zorg nodig zal hebben en een 24-uurs beschermde woonvorm is geïndiceerd. Hieruit volgt dat er een wijziging heeft plaatsgevonden in de omstandigheden zoals die zich voordeden ten tijde van de uitvaardiging van het inreisverbod.

De staatssecretaris heeft door enkel te wijzen op de gevangenisstraffen onvoldoende gemotiveerd dat de vreemdeling een actueel gevaar is. Verder is hij niet ingegaan op de vraag of het inreisverbod strijdig is met art. 8 EVRM. Daarbij is van belang dat de behandelaren van de vreemdeling hebben gewezen op het belang van het feit dat het contact tussen de vreemdeling en zijn familie is hersteld.

De staatssecretaris stelt dat geen sprake is van een situatie waarin art. 3 EVRM zich duurzaam verzet tegen uitzetting omdat er nog geen tien jaar verstreken zijn sinds de datum van het BMA-advies. Maar in het geval van de vreemdeling staat art. 3 EVRM wegens medische redenen aan terugkeer in de weg. De situatie van de vreemdeling is dusdanig bijzonder en schrijnend dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid. Van belang is dat in dit geval het belang van de vreemdeling en het maatschappelijk belang overeen komen. Indien hulp/behandeling achterwege blijft is voorzienbaar dat hij ontspoort.

Rb Utrecht, AWB 18/9562, 20.5.19