Rb: medicinale cannabis mogelijk niet beschikbaar in Rusland

Eiser heeft terecht aangevoerd dat de BMA-adviseur vindt dat eiser voor zijn klachten onder (actieve) medische behandeling staat, inhoudend (voor zover hier van belang) dat hem medicinaal cannabis wordt voorgeschreven, een alternatief middel. De BMA-adviseur heeft echter deze behandeling (medicatie) niet kenbaar in beschouwing genomen bij de beantwoording van het BMA-advies.

In het vorenstaande had verweerder naar het oordeel van de rechtbank aanleiding moeten zien voor twijfel aan de volledigheid en juistheid van de gegeven antwoorden en conclusies in het BMA-advies. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en een deugdelijke motivering ontbeert voor wat betreft het niet verlenen van uitstel op grond artikel 64 van de Vw 2000. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit op dit onderdeel vernietigen. Verweerder dient met betrekking tot de toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 opnieuw te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak onder 8.2 is overwogen.

De rechtbank merkt op dat het op de weg van eiser (zijn behandelaars) ligt om indien eiser stelt dat hij vanwege bijwerkingen en/of contra-indicaties geen andere medicatie dan medicinale cannabis kan gebruiken, het BMA daaromtrent van informatie te voorzien.

Rb den Haag NL18.7540, 20.12.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:15245