Rb: moeder met Spaanse vergunning krijgt geen verblijf bij NLse kinderen die wonen bij vader

De vreemdeling met een Spaans verblijfsdocument langdurig ingezetene, heeft verblijf aangevraagd bij haar twee minderjarige Nederlandse kinderen. Deze kinderen en ook haar meerderjarige Nederlandse kinderen wonen bij hun Nederlandse vader en zijn echtgenote samen met drie andere uit dat huwelijk geboren kinderen.

De SvJ&V betoogt dat een beroep op het arrest Chavez-Vilchez niet opgaat omdat het niet verlenen van verblijf aan de moeder niet tot gevolg heeft dat haar minderjarige kinderen de EU moeten verlaten, aangezien de moeder verblijf heeft in Spanje.
De rechter oordeelt: zonder te onderzoeken of de kinderen in Spanje duurzaam bij eiseres kunnen verblijven heeft de SvJ&V het besluit ondeugdelijk gemotiveerd. Beroep gegrond.

De Rb laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand aangezien de SvJ&V terecht betoogt dat de kinderen bij de Nederlandse vader in Nederland kunnen verblijven en hoe dan ook niet gedwongen worden het grondgebied van de Unie te verlaten, omdat de Nederlandse vader steeds de feitelijk verzorgende ouder is geweest. Hoewel de kinderen ook van de moeder afhankelijk zijn en zij het gezag heeft over de kinderen, hebben de kinderen al jaren deel uitgemaakt van het gezin van de vader en zorgt hij feitelijk voor hen samen met zijn echtgenote en als eiseres in Nederland is ook samen met haar. De kinderen zijn niet zodanig van haar afhankelijk dat zij feitelijk geen andere keus hebben dan Nederland te verlaten als aan haar geen verblijf in Nederland wordt toegestaan. Zelfs als aan de kinderen geen duurzaam verblijfsrecht in Spanje toe zou komen, kan de huidige situatie in stand blijven. Dat het voor de kinderen wenselijk is dat eiseres bij hen in Nederland verblijft, is niet doorslaggevend. Een beperking van het recht van de kinderen op gezinsleven met eiseres betekent niet dat het effectieve genot van de belangrijkste recht van de kinderen als Unieburger die zij ontlenen aan art. 20 VWEU aan hen wordt ontzegd. Beroep gegrond, met in stand lating van de rechtsgevolgen van het besluit.

VK Rb Rotterdam (mk), AWB 18/2771, 18.4.19