Rb: moeder zonder ID kan geen bijstand voor NLs kind aanvragen, DNA-onderzoek onvoldoende

In het verweerschrift heeft verweerder gesteld dat ook als aangenomen zou worden dat [dochter 1] de Nederlandse nationaliteit heeft, [dochter 1] toch geen recht zou hebben op een uitkering op grond van de PW, omdat [dochter 1] bij een aanvraag vertegenwoordigd moet worden door een ouder of voogd. Eiseres kan niet gezien worden als wettelijk vertegenwoordiger omdat haar identiteit niet vaststaat. Ter zitting is toegelicht dat uit het DNA-onderzoek niet geconcludeerd kan worden dat eiseres de moeder is van [dochter 1] , nu door het gebrek aan een identiteitsbewijs voorafgaand aan het onderzoek niet vastgesteld kon worden dat eiseres DNA heeft afgestaan. Verder is niet gebleken dat een voorlopige wettelijke vertegenwoordiger is benoemd.

Gelet op het door verweerder ingenomen standpunt ziet de rechtbank zich dus – in het kader van finale geschillenbeslechting – voor de vraag gesteld of eiseres rechtsgeldig een uitkering heeft aangevraagd voor [dochter 1] . Bij de beantwoording van deze vraag speelt het DNA-onderzoek dat is uitgevoerd en dan met name de identificatie die daaraan vooraf is gegaan een grote rol. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende informatie beschikbaar is op dit punt om het geschil finaal te kunnen beslechten. Onduidelijk is gebleven of het eiseres is geweest die DNA heeft afgestaan. ... Naar het oordeel van de rechtbank ligt het, met name gelet op de persoonsgevoeligheid van deze gegevens, op de weg van eiseres om hierover nadere informatie aan verweerder te leveren. In het geval er door eiseres voldoende informatie wordt aangeleverd aangaande de identificatie voorafgaand aan het DNA-onderzoek, ligt het vervolgens op de weg van verweerder om deze informatie te toetsen en de vraag te beantwoorden of moet worden aangenomen dat eiseres de biologische moeder van [dochter 1] is. Als dat zo is, dan is eiseres van rechtswege de wettelijke vertegenwoordiger van [dochter 1] .

Verweerder zal daarom worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, inzake de aanvraag om bijstand voor [dochter 1] .

Rb Haarlem HAA 19/1573 en HAA 19/1574, 31.10.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:rbnho:2019:8939