Concreet dient in dit geval beoordeeld te worden of in het geval van eiseres had moeten worden afgeweken van de hoofdregel dat voo rnaturalisatie een geldig buitenlands paspoort moet worden overgelegd.
In dit geval kon verweerder rekening houden met het vrijstellingsbeleid dat sinds 1 november 2021 geldt voor Ranov-vergunninghouders. De enkele stelling in het verweerschrift dat eiseres geen Ranov-vergunning heeft gekregen, maakt niet dat verweerder geen rekening hoefde te houden met het nieuwe beleid. Verweerder had dit beleid immers naar analogie voor eiseres kunnen toepassen. Eiseres verblijft al sinds 1999 in Nederland. Zij heeft toen vergeefs asiel aangevraagd en uiteindelijk heeft zij een reguliere verblijfsvergunning gekregen. In zoverre verschilt haar situatie dan ook niet wezenlijk van die van Ranov-vergunninghouders. Eiseres had echter geen Ranov-vergunning nodig, omdat zij al een AMV-vergunning had gekregen. Het doel van de beleidswijziging voor Ranov-vergunninghouders is het opheffen van het gebrek aan perspectief op de Nederlandse nationaliteit bij langdurig in Nederland gevestigde personen. Ook bij eiseres ontbreekt dat perspectief als vastgehouden wordt aan de voorwaarde dat een geldig buitenlands paspoort overgelegd dient te worden. De rechtbank wijst verder naar de door eiseres benoemde angst om naar haar land van herkomst af te reizen. In dit verband is van belang dat in het onderzoek naar mogelijke belemmeringen die Ranov-vergunninghouders ondervinden bij naturalisatie, de angst om naar het land van herkomst af te reizen specifiek wordt benoemd als een praktische belemmering om relevante documenten te verkrijgen. Daarbij komt dat eiseres wel een echt bevonden gelegaliseerde geboorteakte heeft overgelegd. Het ligt dan ook op de weg van verweerder om nader te motiveren waarom voor eiseres geen vrijstelling kan gelden, maar dat heeft hij nagelaten. In zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en in strijd met artikel 7:12 van de Awb.
Rb Breda AWB- 22_2658, 9.1.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:161