Rb: nog geen overdracht Italie, eerst vier weken onderzoek naar Mensenhandel afwachten

Eiseres voert aan dat zij in Nederland aangifte heeft gedaan van mensenhandel. Volgens verweerders beleid, neergelegd in paragraaf B8/3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), beoordelen de politie en het OM binnen vier werkweken na de aangifte of er voldoende opsporingsindicaties zijn, en of de aanwezigheid van eiseres in Nederland noodzakelijk moet worden geacht in het belang van de opsporing en vervolging. Eiseres is van mening dat zij in afwachting hiervan niet aan Italië kan worden overgedragen. Deze beroepsgrond faalt.

Ter zitting heeft verweerder gesteld dat eiseres de uitslag van de screening door het OM in Nederland mag afwachten en daarbij toegezegd dat zij in afwachting daarvan niet zal worden overgedragen. Op dit moment valt niet uit te sluiten dat eiseres een (tijdelijke) verblijfsvergunning zal krijgen grond van het beleid inzake slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel, zoals neergelegd in paragraaf B8/3.1 van de Vc. Bij de beoordeling van haar asielaanvraag speelt die mogelijkheid echter geen rol. Of er kans bestaat op een B8-verblijfsvergunning dan wel of er andere redenen zijn die aan overdracht in de weg staan moet beoordeeld worden als een datum en tijdstip voor de overdracht zijn aangezegd en aan de hand van de situatie op dat moment. 6. Het beroep is ongegrond.

Rb Rotterdam NL19.21617, 8.10.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:10583