Rb: ondanks NLse vader werkzaam op boorplatform, geen 8EVRM verblijf bij kinderen

Niet in geschil is dat sprake is van familieleven tussen eiseres, haar partner en hun minderjarige kinderen, die rechtmatig in Nederland verblijven. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of verweerder de belangenafweging in het kader van de vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen.

Verweerder heeft zich in het kader van zijn belangenafweging niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat in het nadeel van eiseres weegt dat zij in Nederland familieleven is gaan uitoefenen zonder dat zij hier mocht verblijven. Zij heeft daarmee de Nederlandse overheid voor een voldongen feit gesteld. De gevolgen hiervan komen voor eigen rekening en risico van eiseres.

Daarnaast is niet gebleken van objectieve belemmeringen om het familieleven in de Filipijnen uit te oefenen. De kinderen kunnen zich nog aanpassen in de Filipijnen. Het jongste kind van 5 jaar is nog niet geworteld in Nederland. Voor de andere kinderen is weliswaar sprake van enige mate van worteling in Nederland, maar niet is gebleken dat zij zich niet kunnen aanpassen aan het land van herkomst van eiseres.

Niet aannemelijk is gemaakt dat het voor de partner onmogelijk is om voor de kinderen te zorgen, al dan niet met behulp van de daartoe bestemde instanties. De ouders kunnen opvang regelen voor de kinderen wanneer eiseres naar de Filipijnen gaat om een mvv aan te vragen en de vader op het booreiland werkt.

Rb den Haag AWB - 18 _ 297, 14.6.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:7135