Vast staat dat eiser in december 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en zich niet aan zijn meldplicht heeft gehouden; hiermee heeft eiser zich enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen onttrokken. Het betoog van eiser dat hij in een Bed Bad en Brood-locatie van het Leger des Heils in Utrecht verbleef, slaagt niet. Dit verblijf doet immers niet af aan het feit dat voor de staatssecretaris niet duidelijk was waar eiser verbleef en dat eiser zich in dit verband dan ook niet aan zijn meldplicht heeft gehouden. Het verblijf van eiser in de Bed Bad en Brood-locatie te Utrecht kan niet worden aangemerkt als een vaste woon- of verblijfplaats. Het betoog van eiser daartoe faalt.
Rb Groningen NL24.10541, 25.3.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:4068