Rb: voor art-64 is geloofwaardige identiteit en nationaliteit voldoende

Vreemdelinge verblijft in een verzorgingstehuis, is op hoge leeftijd en de gezondheidsklachten zijn ook aan ouderdom gerelateerd. De staatssecretaris heeft onzorgvuldig gehandeld door zich te baseren op een medisch advies van ouder dan zes maanden.

De staatssecretaris heeft de artikel 64 aanvraag ook afgewezen, omdat vreemdelinge geen geldige documenten heeft overgelegd om haar identiteit en nationaliteit te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van vreemdelinge niet in geschil zijn, omdat vreemdelinge deze ten tijde van een eerdere verblijfsprocedure met een toen nog geldig paspoort heeft aangetoond. Het argument van de staatssecretaris dat een geldig document is vereist voor DT&V om afspraken te kunnen maken met behandelaars en feitelijk onderzoek te kunnen verrichten, volgt de rechtbank niet. Uit het arrest Paposhvili tegen België kan niet worden opgemaakt dat het onderzoek dat de staatssecretaris moet verrichten ziet op het maken van concrete afspraken. Daarvan is hooguit pas sprake wanneer de staatssecretaris met zijn onderzoek de serieuze twijfel naar de feitelijke toegankelijkheid niet kan wegnemen en over moet gaan tot het verkrijgen van garanties. Ook in het eigen beleid van de staatssecretaris staat niet vermeld dat het maken van concrete afspraken door DT&V onderdeel uitmaakt van het onderzoek naar de feitelijke toegankelijkheid. Voor zover dit wel onderdeel uitmaakt van het onderzoek, is niet gebleken dat een geldig paspoort noodzakelijk is. Beroep gegrond.

Rb Arnhem AWB 19/5567, 29.1.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:1201