Rb vovo : beschermd wonen mogelijk niet toegankelijk in Algerije

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker voldoende concrete aanknopingspunten aangevoerd voor het bestaan van twijfel aan de juistheid en volledigheid van de BMA-adviezen. Daarvoor vindt de voorzieningenrechter van belang dat met de enkele stelling dat (al dan niet gedwongen) psychiatrische opname in Algerije mogelijk is en daarom behandeling aanwezig moet worden geacht, onvoldoende rekenschap is gegeven van de door verzoeker ingediende medische stukken. Uit die stukken blijkt namelijk dat beschermd wonen voor verzoeker noodzakelijk is en dat het uitblijven hiervan op korte termijn zal leiden tot een medische noodsituatie.

Het beschermd wonen is geïndiceerd om ondanks de symptomen toch nog op een yoor verzoeker zinvolle en humane manier invulling te geven aan zijn leven. Het ontbreken van intensieve ambulante behandeling zal voor verzoeker leiden tot een forse toename van zijn symptomen, langdurige hospitalisatie en hiermee samenhangend een forse achteruitgang in zijn (psychisch) functioneren. Langdurige opname in een psychiatrisch ziekenhuis zal tot een verergering van de symptomen leiden en tot een verdere daling van de kwaliteit van zijn leven. Verzoeker heeft de rest van zijn leven intensieve ambulante behandeling en begeleiding nodig om een chronisch opname in een psychiatrische ziekenhuis en hiermee ook een inhumane leefsituatie Gelet op het voorgaande kan met de verwijzing naar de BMA-adviezen op dit moment niet worden geconcludeerd dat de voor verzoeker noodzakelijke medische behandeling in Algerije aanwezig is en dat deze behandeling voldoende is om een medische noodsituatie op korte termijn te voorkomen. Er is onvoldoende rekenschap gegeven van de omstandigheid dat de voor verzoeker noodzakelijke behandeling bestaat uit intensieve begeleiding in het kader van begeleid wonen, terwijl een (langdurige, gedwongen) opname juist is gecontra-indiceerd. Ook is onvoldoende rekenschap gegeven van de omstandigheid dat de psychiaters concluderen dat het uitblijven van begeleid wonen op korte termijn een medische noodsituatie oplevert en dat begeleid wonen een inhumane leefsitiiatie voorkomt. Verweerder zal het BMA dan ook moeten opdragen om zich nader uit te laten over de door verzoeker ingebrachte stukken, met name op de hiervoor aangehaalde conclusies van de psychiaters.

Verder is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter verweerder nog onvoldoende ingegaan op de stelling van verzoeker dat de noodzakelijke medische behandeling voor hem niet toegankelijk is. Verzoeker verblijft al ruim 20 jaar in Nederland en heeft meerdere verblijfsrechtelijke procedures doorlopen. In geen van de procedures is aan verzoekers identiteit en nationaliteit getwijfeld. Het dossier van verzoeker bevat een kopie van een verlopen Algerijns paspoort (ten behoeve van zijn asielaanvraag in 1997). Nu verweerder nooit aan de identiteit en nationaliteit van verzoeker heeft getwijfeld en het door verweerder overgelegde dossier een kopie van een Algerijns paspoort bevat, ziet de voorzieningenrechter niet in dat verweerder op dit moment niet kan beoordelen of de medische behandeling in het land van herkomst niet toegankelijk is. Verweerder kan op deze grond de aanvraag van verzoeker dan ook niet afwijzen. Dit betekent dan ook dat verweerder, voor zover daarvoor bij het te nemen besluit op verzoekers bezwaar na het inwinnen van nadere informatie bij het BMA aanleiding is, een oordeel moet geven over de stelling van verzoeker dat de noodzakelijke medische behandeling voor hem feitelijk niet toegankelijk is.

Rb Utrecht AWB 18/2329, 20.8.18