De Wajong-uitkering van verzoeker is beëindigd, omdat hij geen verblijfsvergunning meer heeft. Hij was in het bezit van een vvr-bep en heeft een aanvraag voor vvr-onbep ingediend.
Door deze aanvraag op 6 mei 2022 heeft verzoeker rechtmatig verblijf o.g.v. art. 8 sub g Vw. Voor de Wajong-uitkering is rechtmatig verblijf o.g.v. art. 8 onder a t/m e of l Vw nodig. lndien de aanvraag wordt ingewilligd heeft verzoeker vanaf de datum van indiening, dus vanaf 6 mei 2022, rechtmatig verblijf o.g.v. art. 8 onder a Vw.
Verzoeker betoogt dat op de toekenning van de verblijfsstatus met terugwerkende kracht zou moeten worden geanticipeerd. Volgens verzoeker leert de ervaring dat de IND in elk geval de hele beslistermijn gebruikt, zodat niet op tijd op de aanvraag zal worden beslist. Inwilliging door IND dient te worden aangenomen op grond van de feiten en omstandigheden. Daardoor heeft het bezwaar over de Wajong-uitkering redelijke kans van slagen en daarom heeft verzoeker een verzoek om een vovo gedaan. De vovo zou inhouden dat verzoeker wordt aangemerkt als hebbende een verblijfsrecht op grond van Vw. Dat zou betekenen dat verweerder de Wajong-uitkering moet betalen totdat op het bezwaar over de Wajong-uitkering is beslist. De vzr heeft geen aanleiding te twijfelen aan de bewering van verzoeker dat IND de gehele beslistermijn zal gebruiken. Vzr volgt verzoeker die aanvoert dat de op hem betreffende feiten en omstandigheden geen aanleiding zullen vormen voor een negatieve beslissing van de IND, hetgeen niet door verweerder is betwist.
Verzoek toegewezen: schorst besluit met ingang van 2 juni 2022 (datum vovo-verzoek) tot zes weken na de bekendmaking van de bob; uitkering moet worden hervat vanaf 2 juni 2022 (tot 6 weken nadat op het bezwaar is beslist).
Vzr Rb Rotterdam, ROT 22/2605, 20.6.22