De Afdeling vindt dat het zonder toestemming ontgrendelen van een mobiele telefoon via gezichtsherkenning en de quickcheck zonder een toereikende wettelijke grondslag een ernstige inbreuk is van het recht op privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens en daarmee ook een ernstig gebrek is in de toepassing van de maatregel. De rechtbank is van oordeel dat daarvan ook in het geval van eisers sprake is, nu onbetwist is dat eisers hun vinger voor de mobiele telefoons moesten houden zodat de KMar daar toegang tot kreeg. Zij hebben geen toestemming gegeven voor onderzoek of het uitlezen van hun mobiele telefoons en de KMar heeft hier geen toestemming voor gevraagd.
Verweerder heeft in het geval van eisers niet inzichtelijk gemaakt waarom het doorzoeken of uitlezen van hun mobiele telefoons nodig was. Gelet hierop weegt het belang van eisers dat zij niet in hun grondrechten worden geschonden naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het grensbewaringsbelang en de met de bewaring in de grensprocedure gediende belangen. De vrijheidsontnemende maatregelen waren daarom onrechtmatig vanaf de eerste dag, de dag waarop de mobiele telefoons zijn onderzocht. De beroepen zijn gegrond.
Rb Haarlem NL24.15780, NL24.15781 en NL24.15782, 23.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6258