Rb: vrijlating want zit in terugkeertraject met INLIA

Zoals door eiser is aangegeven heeft hij de afgelopen tijd bij INLIA verbleven. Door deze instelling wordt hij ook begeleid en hij ontvangt een uitkering. Met behulp van deze organisatie zou eiser een traject starten in Amsterdam waarbij hij gaat werken en tegelijkertijd werkt aan zijn terugkeer naar zijn land van herkomst.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd waarom eiser niet de gelegenheid kan worden geboden om op die manier op eigen gelegenheid terug te keren. Eiser heeft tijdens het gehoor voorafgaand aan de bewaring ook aangegeven terug te willen keren maar eerst nog graag behandeld te willen worden voor zijn oogproblemen. Uit de overgelegde medische stukken blijkt dat hij door de huisarts is doorverwezen naar een oogarts in het Martiniziekenhuis. Deze omstandigheid maakt dat het niet in de reden ligt dat eiser zich aan toezicht zal onttrekken.

Daarbij verblijft eiser, zoals gesteld, bij INLIA in Groningen waar hij ook een uitkering ontvangt. De staatssecretaris kan gevolgd worden in zijn standpunt dat dit weliswaar niet maakt dat eiser beschikt over een vaste verblijfplaats of voldoende middelen van bestaan maar de rechtbank volgt de redenatie van gemachtigde van eiser dat dit wel betekent dat de staatssecretaris weet waar eiser zich bevindt en dat eiser, zeker als hij daar verblijft, genoeg middelen heeft om van te leven. Dit, in combinatie met zijn kwetsbaarheid waardoor hij begeleiding van INLIA behoeft, maakt eveneens dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig.
Rb Groningen NL24.19061, 14.5.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:7299