Rb: zelfstandige met Spaanse vergunning verdient genoeg voor vestiging in NL

Verweerder mag van de vreemdeling die de status van langdurig ingezetene heeft, stukken verlangen waaruit blijkt dat hij arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten en waaruit blijkt dat hij uit die werkzaamheden duurzaam en zelfstandig voldoende middelen van bestaan verwerft.

De effectiviteit van de Richtlijn mag hierdoor en hierbij echter niet ondermijnd worden. Langdurig ingezetenen moeten daadwerkelijk gebruik kunnen maken van het recht van verblijf in een andere lidstaat om daar te werken als werknemer of als zelfstandige, om er een studie te volgen, of om zich daar te vestigen zonder een economische activiteit uit te oefenen (punt 19 van de preambule). Dit betekent dat de eisen die de lidstaten stellen niet het effect mogen hebben dat zij de uitoefening van het recht van verblijf uiterst moeilijk of onmogelijk maken.

Naar het oordeel van de rechtbank ligt het voor de hand dat de inkomensvereisten overeenkomstig het Chakroun-arrest wordt uitgelegd. In alle gevallen moet dan ook een concrete beoordeling van de situatie van de aanvrager worden gemaakt om te beoordelen of eiser duurzaam en zelfstandig voldoende middelen van bestaan verwerft.

Niet is in geschil dat eiser in het verleden nimmer een beroep heeft gedaan op de openbare kas en dat ook nu niet doet. Eiser heeft gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat hij met zijn gezin leeft van de inkomsten die hij genereert uit zijn twee horecabedrijven. Het lag daarom op verweerders weg om bij eiser te vragen naar nadere financiële stukken. Van verweerder mocht meer onderzoek verwacht worden dan nu heeft plaatsgevonden.

Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep van eiser gegrond. Verweerder zal nieuwe besluiten moeten nemen en nader onderzoek moeten doen. De rechtbank stelt voor de nieuw te nemen besluiten een termijn van acht weken.

Rb Amsterdam AWB 17/16358 en AWB 17/16357, 4.9.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:10521