RvS: afwegingen over rechtmatig verblijf bij asielprocedure in detentie

In haar uitspraak van 19 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4358) heeft de Afdeling overwogen dat voor het mogen afwachten van de rechtsmiddelentermijn bij opvolgende aanvragen asiel een onderscheid bestaat tussen situaties waarin de hoofdregel van toepassing is en die waarin de twee uitzonderingen van toepassing zijn.

Of de hoofdregel van toepassing is, volgt rechtstreeks uit artikel 82, tweede en zesde lid, van de Vw 2000, gelezen in samenhang met artikel 7.3, eerste lid, van het Vb 2000. Deze hoofdregel houdt in dat het instellen van beroep geen schorsende werking heeft, maar de vreemdeling mag een uitspraak op een door hem ingediend verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwachten. Als de hoofdregel van toepassing is heeft dat tot gevolg dat de rechtsgevolgen van het eerder genomen terugkeerbesluit worden geschorst tijdens de rechtsmiddelentermijn.

Of een uitzondering van toepassing is, is onder meer afhankelijk van het antwoord op de vraag of nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag en die inhoudelijke vraag moet door de rechter in de asielprocedure worden beantwoord.

In deze zaak is de uitzondering en niet de hoofdregel voor het mogen afwachten van de rechtsmiddelen-termijn bij een tweede aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van toepassing: de staatssecretaris heeft bepaald dat de vreemdeling de uitspraak op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet mag afwachten, omdat hij de tweede asielaanvraag alleen heeft ingediend om de uitvoering van het eerder genomen terugkeerbesluit te vertragen of te verhinderen.

Daaruit volgt dat de rechtbank ten onrechte de door de vreemdeling daarover aangevoerde beroepsgrond in haar beoordeling heeft betrokken. De rechter die belast is met de toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring kan deze beroepsgrond niet beoordelen.

Nu op grond van de uitspraak van de rechtbank in de asielprocedure in rechte vaststaat dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf had, heeft de rechtbank terecht overwogen dat hij op die dag op de juiste wettelijke grondslag in bewaring is gesteld.

De grief faalt. Het hoger beroep is ongegrond.
RvS 201809944/1/V3, 29.1.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:245
idem RvS 201807803/1/V3, 29.1.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:246
idem RvS 201904478/1/V3, 29.1.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:243
idem RvS 201908773/1/V3, 30.1.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:327