De vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit heeft een aanvraag ingediend om afgifte van een document voor een afgeleid verblijfsrecht ex art. 20 VWEU. Wegens haar gezondheidssituatie en zorgbehoefte beoogt zij rechtmatig verblijf in Nederland bij haar twee meerderjarige dochters die de Nederlandse nationaliteit bezitten.
De SvJ&V dient terughoudend om te gaan met uitzonderingen op zijn hoorplicht. Gelet op alles wat de vreemdeling in bezwaar heeft aangevoerd, kon de SvJ&V in dit geval het bezwaar niet ongegrond verklaren zonder betrokkenen te horen. De rb heeft dit niet onderkend. Het hoger beroep is gegrond.
De SvJ&V moet een nieuw besluit moeten nemen. Daarbij zal de SvJ&V zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen waarom er volgens hem tussen de vreemdeling en haar twee meerderjarige Nederlandse dochters al dan niet een afhankelijkheidsrelatie bestaat.
Hoger beroep tegen Rb Rotterdam 19/9553, 28.6.21 gegrond, beroep gegrond.
ABRvS, 202104804/1/V2, 12.1.23
ECLI:NL:RVS:2023:106