RvS: hoorzitting nodig bij afweging 8EVRM oudere hulpbehoevende Chinees bij zoon

De vreemdeling, met de Chinese nationaliteit en geboren op 3 oktober 1967, heeft een verblijfsvergunning aangevraagd onder de beperking tijdelijke humanitaire gronden. De staatssecretaris heeft ambtshalve beoordeeld of de uitzetting van de vreemdeling in strijd is met artikel 8 van het EVRM, in verband met zijn meerderjarige zoon met wie hij in Nederland samenwoont. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat uitzetting daarmee niet in strijd is, omdat er tussen de vreemdeling en zijn zoon geen ‘more than the normal emotional ties’ bestaan...

De vreemdeling heeft bij zijn aanvraag en in bezwaar verschillende elementen naar voren gebracht die relevant zijn in het kader van artikel 8 van het EVRM. Hij heeft toegelicht dat hij medische klachten heeft die hem hulpbehoevend maken en dat hij geringe financiële middelen heeft. Een hoorzitting had in dit geval meer duidelijkheid kunnen geven over (a) de mate van zorg die de vreemdeling nodig heeft, (b) de mantelzorg die zijn zoon hem verleent en (c) zijn financiële situatie. Die omstandigheden zijn zowel relevant bij beantwoording van de vraag of er ‘more than the normal emotional ties’ bestaan, als in het kader van de te verrichten belangenafweging. De grieven slagen.

Het hoger beroep is gegrond.
RvS 202102361/1/V1, 22.9.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2022:2766