De vreemdeling komt uit Sierra Leone en heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland. Hij heeft een tumor in zijn schouder. Het BMA heeft geconcludeerd dat de vreemdeling ondanks zijn ziekte in staat is om terug te reizen en bij het uitblijven van een medische behandeling geen noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. In bezwaar heeft de vreemdeling een brief van zijn behandelend internist-oncoloog overgelegd. Zij schrijft dat de vreemdeling niet binnen drie maanden aan de tumor zal komen te overlijden, maar de tumor zich wel langzaam in zijn organen verspreidt en veel pijn veroorzaakt. Zij wil de behandeling daarom onder geen beding staken. Gelet op die brief heeft de staatssecretaris het BMA opnieuw gevraagd om advies. In het aanvullend advies heeft BMA opnieuw geconcludeerd dat geen sprake is van een medische noodsituatie.
De vreemdeling klaagt terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het BMA niet al zijn bijzondere medische omstandigheden kenbaar bij het advies heeft betrokken. Het BMA is niet ingegaan op de informatie van de internist-oncoloog dat de ziekte van de vreemdeling een stadium heeft bereikt waarin de vreemdeling op korte termijn te maken krijgt met zeer veel pijn. Die omstandigheid moet namelijk worden betrokken bij de vraag of de vreemdeling bij uitzetting naar Sierra Leone, bij een gebrek aan bestaan van medische voorzieningen en sociale opvang, niet komt te verkeren in een onmenselijke situatie van ondraaglijk lijden. Dat betekent dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid.
Het hoger beroep is gegrond.
RvS 202103847/1/V3, 15.7.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2022:2023