RvS: status op grond van privéleven na verbreking relatie na 15jr, zonder inburgeringsexamen

De vreemdeling had sinds 1997 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ivm verblijf bij echtgenote. In 2014 heeft de vreemdeling een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning niet-tijdelijke humanitaire gronden. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen omdat de vreemdeling het inburgeringsexamen niet heeft behaald.

De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij zijn beslispraktijk gaat aanpassen. Als een beroep wordt gedaan op ontheffing van het inburgeringsvereiste wegens bijzondere omstandigheden, zal hij een individuele afweging maken. De staatssecretaris geeft aan dat hij daarom nogmaals zal beoordelen of de door de vreemdeling in deze zaak aangevoerde omstandigheden alsnog tot (eerdere) ontheffing van het inburgeringsvereiste kunnen leiden.

In zijn nader stuk geeft de staatssecretaris aan dat hij de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'artikel 8 EVRM privéleven' heeft verleend met ingang van 2014.

Het geschil in hoger beroep gaat over de verlening van een verblijfsvergunning regulier onder een beperking verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden. De vreemdeling heeft echter reeds rechtmatig verblijf op grond van een verleende verblijfsvergunning regulier onder een beperking verband houdend met 'artikel 8 EVRM privéleven'. De vreemdeling heeft derhalve geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep.

Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
RvS 201604637/2/V2, 26.4.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:1384