RvS: terugkeer geen risico want medicijnen zijn vlgs BMA volgende 3mnd wel beschikbaar in Irak

In het brondocument behorende bij het BMA-advies van 2017 wordt vermeld dat de beschikbaarheid van medicijnen in Irak kan wisselen. Niet in geschil is dat de vreemdeling behandeling nodig heeft om te voorkomen dat zijn uitzetting in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

Zoals de staatssecretaris terecht betoogt, kan uit de BMA-adviezen van 2016 en 2017 worden afgeleid dat de door de vreemdeling gebruikte medicijnen in beide jaren beschikbaar waren en de beschikbaarheid ervan tussen de beide adviezen niet fluctueerde. De onder de opmerking van International SOS genoemde alternatieve medicijnen waren in 2016 beschikbaar en in 2017 niet. Het BMA geeft een inschatting van het ontstaan van een medische noodsituatie binnen drie maanden na uitzetting. Er mag daarom van worden uitgegaan dat een uit een BMA-onderzoek gebleken beschikbaarheid van medicatie betrekking heeft op de drie maanden volgende op het BMA-advies. De vergewisplicht van de staatssecretaris gaat niet zo ver dat het BMA ook rekening dient te houden met onzekere toekomstige ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de beschikbaarheid van een medicijn.

De staatssecretaris heeft dus terecht betoogd dat het BMA zijn conclusies over de beschikbaarheid op zorgvuldige wijze en zonder voorbehoud heeft getrokken. De conclusies zijn bovendien inhoudelijk inzichtelijk en concludent. Nu de vreemdeling daartegen geen contra-expertise heeft aangevoerd, behoeft de beschikbaarheid en toegankelijkheid van medicijnen in Irak geen nader onderzoek.

De grief slaagt. Het hoger beroep van de staatssecretaris is kennelijk gegrond.
RvS 201807020/1/V2, 16.5.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:1598