RvS: wel insuline toegankelijk in Nigeria

Zoals de staatssecretaris in het besluit van 31 juli 2018 en het verweer in beroep terecht heeft opgemerkt, hebben de vreemdelingen ter onderbouwing van hun standpunt dat zij de medische kosten niet kunnen betalen alleen verwezen naar algemene informatie over het minimumloon in Nigeria en gesteld dat zij geen beroep kunnen doen op familieleden. Daarmee hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat zij niet beschikken over financiële middelen en dat er geen familieleden, sociaal netwerk of charitatieve instellingen zijn die zij kunnen aanspreken om hen financieel bij te staan om de (bijkomende) medische kosten of de ziektekostenverzekering te voldoen.

Verder heeft de staatssecretaris in dat besluit en het verweer in beroep terecht opgemerkt dat de vreemdelingen niet aannemelijk hebben gemaakt dat het niet mogelijk is een ziektekostenverzekering voor de vreemdeling af te sluiten. Dat zorgverzekeraars een wachttermijn kunnen hanteren, betekent nog niet dat de medische zorg alleen al daarom voor hem feitelijk niet toegankelijk is. De vreemdelingen hebben namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zij deze periode niet kunnen overbruggen door de medische kosten tijdelijk zelf of met hulp van anderen te betalen.

Ook heeft de staatssecretaris zich in dat besluit terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdelingen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet in de nabijheid van de medische voorzieningen in Lagos kunnen gaan wonen. Uit het arrest Paposhvili kan niet worden afgeleid dat dit niet van de vreemdelingen kan worden gevraagd. De omstandigheid dat zij de kosten voor een huurwoning in dezelfde wijk als waar de medische voorzieningen gelegen zijn niet kunnen opbrengen, betekent nog niet dat zij elders in of nabij Lagos geen woonruimte kunnen bekostigen, zo mogelijk met hulp van anderen.

De staatssecretaris klaagt daarom terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het op zijn weg lag om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen.

De grief slaagt. Het hoger beroep is gegrond.
RvS 201900844/1/V3, 25.2.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:567