RvS: wel zicht op uitzetting naar Niger

De staatssecretaris heeft toegelicht dat een laissez-passeraanvraag schriftelijk wordt ingediend bij de Nigerese ambassade in Brussel, waarna de betrokken vreemdeling bij de ambassade wordt gepresenteerd. Indien bij de laissez-passeraanvraag geen (kopie van een) identiteitsdocument aanwezig is, kan de nationaliteit van de vreemdeling niet worden vastgesteld.

Van 2012 tot en met september 2015 zijn in totaal 31 laissez-passeraanvragen ingediend bij de Nigerese ambassade. De ambassade heeft in zeven zaken laten weten de nationaliteit van de betrokken vreemdelingen niet te kunnen bevestigen. In drie zaken is de nationaliteit van de betrokken vreemdelingen bevestigd. In 2013 is in één van deze zaken de vreemdeling uitgezet op basis van een paspoort. In 2014 is een laissez passer op basis van een kopie van een paspoort afgegeven. In de derde zaak is de toegezegde laissez passer uiteindelijk niet afgegeven omdat de bewaring van de betrokken vreemdeling al was opgeheven. Op de overige 21 laissez-passeraanvragen is geen reactie van de Nigerese autoriteiten ontvangen.

Op de vreemdeling rust de rechtsplicht om Nederland te verlaten. Van hem kan worden gevergd dat hij actieve en volledige medewerking verleent aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. De vreemdeling heeft dit niet gedaan. Hij heeft evenmin bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat hij daartoe niet in staat kan worden geacht. Gelet hierop, bestaan thans onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat bij medewerking van de vreemdeling het zicht op uitzetting naar Niger binnen een redelijke termijn ontbreekt.

De beroepsgrond faalt. Het beroep is alsnog ongegrond.
RvS 201505830/1/V3, 17.3.16
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2016:815