Het kabinet is niet voor het strafbaar stellen van hulp aan mensen in nood door organisaties, zoals ngo’s, die handelen op basis van humanitaire gronden, maar wil de strafrechtelijke aansprakelijkheid niet principieel expliciet bij wet uitsluiten. Indien in voorkomend geval aan het licht komt dat de betrokkene heeft gehandeld op humanitaire gronden kan worden besloten om niet over te gaan tot strafvervolging. In Nederland kunnen de algemene strafuitsluitingsgronden in het Wetboek van Strafrecht in de weg staan aan strafbaarheid in gevallen van humanitaire hulp. Het voorgaande vindt bevestiging in jurisprudentie van de Hoge Raad. Daarin wijst het hoogste rechtscollege in het bijzonder op «gevallen van humanitaire bijstand zonder enig oogmerk van eigen bevoordeling aan een vreemdeling van wie aannemelijk is dat hij in een zijn leven of veiligheid bedreigende noodsituatie verkeert en aan wie bij zijn vlucht redelijkerwijze niet op andere wijze hulp kan worden geboden dan door hem wederrechtelijk over de grens met Nederland te brengen of in Nederland verder te brengen.»
Nederland benoemde tijdens de JBZ-raad van 4 en 5 maart 2024 dat het van belang is dat zuivere humanitaire hulpverlening niet wordt vervolgd. Echter acht het kabinet in dit verband een expliciete humanitaire clausule in de operationele tekst van de richtlijn niet noodzakelijk of effectief....
Mensensmokkel is – voor zover hier van belang – het behulpzaam zijn bij wederrechtelijke grensoverschrijding (het zich verschaffen van toegang of doorreis). Die «behulpzaamheid» kan bestaan uit het verschaffen van een middel, zoals het organiseren en realiseren van transport. Daarom wijst het kabinet erop dat mensensmokkel niet bij voorbaat kan worden uitgesloten bij activiteiten van bijvoorbeeld ngo’s of andere personen die, met een beroep op humanitaire gronden, stelselmatig behulpzaam zijn bij grensoverschrijding van de Schengenbuitengrens van migranten. In voorkomend geval en indien wordt besloten tot strafrechtelijke vervolging, zal de rechter zich hierover uitspreken op basis van hierboven omgeschreven kaders. Daarnaast dient voorkomen te worden dat bij evidente mensensmokkel door criminelen misbruik wordt gemaakt van een beroep op een expliciete humanitaire clausule, en dit dan door het openbaar ministerie telkens moet worden weerlegd. Zorgen over mogelijk misbruik door criminele mensensmokkelaars maakten ook onder meer dat de Tweede Kamer tijdens de wetswijziging begin deze eeuw de humanitaire clausule door middel van een amendement uit het initiële wetsvoorstel heeft geschrapt.
Meer heil ziet het kabinet dan ook in een algemene bepaling in de considerans van de richtlijn die stelt dat het doel van de strafbaarstelling van mensensmokkel niet mag zijn om humanitaire gevallen te bestraffen. Zo wordt – in Europees verband – gewaarborgd dat nationale autoriteiten van de lidstaten zuivere humanitaire hulpverlening niet mogen criminaliseren, terwijl dit gezien de algemene strekking niet tot gevolg heeft dat opsporingsdiensten een expliciete clausule of bestanddeel telkens hoeven te weerleggen in de praktijk, ook wanneer het evidente criminele mensensmokkel betreft. Dit zal dan ook de lijn zijn die het kabinet zal bepleiten binnen de Europese context in relatie tot de richtlijn.
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36507-D.html, 29.3.24