SvJ&V: verslag JBZ-Raad 13+14 juni over Facilitation Directive

Een wezenlijk deel van de besprekingen is gegaan over het al dan niet schrappen van het bestanddeel ‘financieel of materieel voordeel’ uit artikel 3 van het voorstel. Een groot deel van de lidstaten gaf aan dat het dit onderdeel liever ziet verdwijnen, omdat inclusie als bestanddeel in de strafbaarstelling een onwelkome verzwaring van de bewijslast zou vormen in de strafrechtelijke aanpak van mensensmokkel. Nederland steunt dat, omdat dat in lijn is met hoe mensensmokkel thans in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht is opgenomen.

Het vraagstuk over financieel en materieel voordeel hangt voor veel lidstaten samen met het al dan niet introduceren van een passage in het voorstel over het uitsluiten van humanitaire hulp van strafrechtelijke aansprakelijkheid, hetzij in de considerans, hetzij in de operationele tekst van het voorstel. Nederland heeft in deze discussie telkens het belang benadrukt dat gevallen niet moeten worden bestraft wanneer sprake is van zuivere humanitaire hulpverlening, maar ook dat opname van een passage over humanitaire hulpverlening niet misbruikt mag kunnen worden door evident criminele smokkelaars en zo het werk van de opsporingsinstanties zou bemoeilijken. Er is daarbij ook aangegeven dat een expliciete humanitaire clausule in het operationele deel van de tekst in dit verband niet direct noodzakelijk en effectief wordt geacht, aangezien het uitsluiten van humanitaire hulp van strafrechtelijke aansprakelijkheid ook door middel van andere wegen te ondervangen is, zoals door middel van algemene nationale strafuitsluitingsgronden, die Nederland zelf ook heeft. Wat Nederland betreft heeft opname in de considerans van de richtlijn, met het doel te onderstrepen dat de strafbaarstelling niet mag dienen om humanitaire gevallen te bestraffen, dan ook de voorkeur. Momenteel liggen verschillende varianten nog op tafel, en loopt de steun daarvoor onder lidstaten uiteen.

Een significante ontwikkeling in de behandeling van het voorstel is daarnaast dat het onderdeel over publiekelijk aanzetten tot illegale binnenkomst, doortocht of verblijf niet heeft kunnen rekenen op veel steun bij lidstaten. Een groot deel van de lidstaten bracht kanttekeningen naar voren die verband hielden met o.a. de legaliteit van de bepaling en de vrijheid van meningsuiting. Nederland stelde zich hierbij op het standpunt het onderdeel enkel te kunnen steunen indien tot een formulering zou worden gekomen die de legaliteit voldoende zou waarborgen.

https://open.overheid.nl/documenten/dpc-8d4046ff26276e7fd7e213a3aba0fb7cf0bc881a/pdf, 21.6.24