Vreemdelingen die illegaal worden aangetroffen kunnen een terugkeerbesluit krijgen, en een vertrektermijn. Zij kunnen niet in bewaring worden gezet, omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te veronderstellen dat zij zich aan terugkeer zullen onttrekken.
Tot nu toe konden zij ook geen inreisverbod krijgen. Dat wordt gewijzigd: als de vreemdeling actief de vreemdelingenwet heeft overtreden, bijvoorbeeld omdat hij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan of een paspoort met de juiste biometrische kenmerken of omdat de vreemdeling arbeid (heeft) verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen. In deze gevallen wordt een inreisverbod van 1 jaar uitgereikt.
Bovendien wordt de mogelijkheid gecreëerd om een inreisverbod uit te vaardigen tegen een vreemdeling die een asielverzoek intrekt voordat een beslissing is genomen, terwijl aanwijzing bestaat dat de aanvraag niet kansrijk geacht moet worden. Immers, als een aanvraag als kennelijk ongegrond of kennelijk niet ontvankelijk wordt afgewezen, kan al een inreisverbod worden opgelegd. Maar als een vreemdeling de aanvraag intrekt, zal in veel gevallen een vertrektermijn worden toegekend, omdat op dat moment nog niet van een risico op onttrekken aan toezicht is gebleken. Voor deze gevallen is oplegging van een inreisverbod met een duur van twee jaar gerechtvaardigd. Immers, ook indien de asielaanvraag niet zou worden ingetrokken, zou bij een afwijzing van de asielaanvraag in het algemeen een inreisverbod met een duur van twee jaar wordt opgelegd.
WBV 2017/3, 28.3.17 in Staatscourant 17943, 31.3.17
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-17943.html