In deze casus heeft de staatssecretaris onvoldoende onderzocht of de vreemdeling rechtmatig verblijf had als werknemer of zelfstandige, of als economisch inactieve en of hij duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen. De staatssecretaris heeft namelijk de omstandigheid dat de vreemdeling geen beroep heeft gedaan op het socialebijstandsstelsel niet bij zijn beoordeling betrokken. De staatssecretaris heeft alleen al daarom niet deugdelijk gemotiveerd dat de vreemdeling niet heeft aangetoond dat hij over voldoende middelen van bestaan heeft beschikt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de vreemdeling stukken heeft overgelegd van het arbeidsverleden van zijn partner en van hemzelf. De grieven slagen.
RvS 201801522/1/V3, 6.9.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:3069