Verzoeker heeft procedureeel rechtmatig verblijf in afwachting van de beslissing op bezwaar tegen zijn afgewezen artikel-64 aanvraag. Bovendien heeft hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking arbeid als zelfstandige ingediend. Ook hieraan ontleent hij rechtmatig verblijf.
Hij vraagt om teruggaven van zijn paspoort om aan zijn identificatieplicht te kunnen voldoen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat slechts sprake is van een tijdelijk procedureel rechtmatig verblijf. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de weigering om het paspoort terug te geven evident onrechtmatig is.
Bovendien heeft verzoeker zijn spoedeisend belang bij onmiddellijke teruggave van het paspoort niet aannemelijk gemaakt. Verzoeker heeft bij de inname van het paspoort een bewijs van inname ontvangen. Bovendien heeft verweerder hem een kopie van zijn paspoort verstrekt. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat het innamebewijs en de kopie van het paspoort in de praktijk niet als legitimatie worden geaccepteerd en dat hij hierdoor problemen heeft ondervonden dan wel zal ondervinden. Verweerder heeft ter zitting nog te kennen gegeven dat in het geval dat van verzoeker wordt verlangd dat hij zijn originele paspoort toont, hij een afspraak met het DT&V kan maken om onder begeleiding het originele document te tonen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze informatie van verweerder te twijfelen.
Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Rb Rotterdam AWB 21/7508, 12.1.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:234