De echtgenote van eiser heeft zich per 11 maart 2019 ingeschreven op zijn adres. Zij heeft per 15 juni een zorgverzekering.
[eiser] heeft aangevoerd dat zijn echtgenote een verblijfsrecht had met ingang van de datum van haar vestiging bij hem op grond van de Chavez/Vilchez jurisprudentie. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit echter niet dat zij reeds daarom in aanmerking kan komen voor zorgtoeslag. Immers blijkt uit de stukken dat zij niet eerder dan per 15 juni 2019 verzekerd was. Deze wijziging kan ook niet eerder dan op 1 juli 2019 gevolg hebben voor de berekening van de toeslag. Nu de echtgenote van [eiser] wel toeslagpartner was van eiser omdat zij op hetzelfde adres woonde maar niet verzekerd was tussen 11 maart 2019 en 15 juni voldeed zij niet aan de vereisten van toekenning van een zorgtoeslag. Verweerder heeft op goede gronden het niet-verzekerd zijn van zijn echtgenote beoordeeld als terecht niet-verzekerd en het recht in zoverre over de betreffende maanden april, mei en juni vastgesteld op 50%.
Beroep ongegrond.
Rb Amsterdam AMS 20/6970, 27.8.21
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2021:5981