Rb: belangenafweging psychische klachen verblijf moeder bij volwassen zoon in NL

Verweerder heeft overwogen dat de psychische klachten van referent zijn ontstaan nadat de aanvraag is afgewezen en dat hereniging van referent en eiseres een positief effect zal hebben op de psychische toestand van referent. Verweerder concludeert dat dit echter niet leidt tot een zodanig bijzondere situatie dat er een positieve verplichting voor Nederland bestaat om verblijf van eiseres toe te staan. Referent ontvangt hiervoor namelijk gespecialiseerde zorg en eiseres kan ondersteunende hulp aanbieden door dagelijks contact te hebben vanuit Iran. Dat de psychische klachten van referent zijn verergerd, doet daar niet aan af. Ter zitting heeft verweerder nog verklaard dat van belang wordt geacht dat referent voor zijn vertrek nooit klachten heeft gehad en eiseres geen speciale zorgtaken heeft hoeven verrichten voor referent in Iran.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder wederom niet alle van belang zijnde feiten en omstandigheden voldoende gemotiveerd in zijn beoordeling betrokken. De klachten zijn ontstaan, nadat de aanvraag voor gezinshereniging is afgewezen. De rechtbank acht het gelet hierop niet van belang dat eiseres, voor het vertrek van referent geen zorgtaken heeft verricht. De rechtbank acht van belang dat uit de brief van de psychotherapeut blijkt dat de aanwezigheid van eiseres een positief effect zal hebben op de psychische toestand van referent. Dit kan volgens de rechtbank tot de bijzondere situatie leiden dat er een positieve verplichting voor Nederland bestaat om verblijf van eiseres toe staan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich, door te overwegen dat referent reeds gespecialiseerde zorg ontvangt en de fysieke aanwezigheid van eiseres niet noodzakelijk is om de medische situatie van referent te verbeteren, onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat hieruit niet blijkt dat de fysieke aanwezigheid van eiseres noodzakelijk is voor de verbetering van de psychische toestand van referent. Niet betwist is namelijk dat referent verder afglijdt en niet voldoende heeft aan de zorg die hem geboden wordt.

Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank vervolgens ten onrechte op het standpunt gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een “fair balance”. Verweerder heeft onderkend dat referent tot zijn vertrek bij eiseres heeft gewoond en dat zij een sterke band hebben, maar concludeert dat dit niet reden genoeg is om verblijf aan eiseres toe te kennen. Hiermee heeft verweerder de intensiteit van de gezinsband tussen eiseres en referent onvoldoende gemotiveerd meegewogen, mede in het licht bezien van het gedwongen vertrek van referent. Referent heeft uit zijn land van herkomst moeten vluchten vanwege zijn geaardheid, het daaraan gepaard gaande geweld van zijn vader, de acceptatie en steun van zijn moeder en het feit dat zij ook slachtoffer is geweest van dit geweld. Volgens de rechtbank maakt dit dat de banden tussen eiseres en referent de gebruikelijke banden tussen moeder en zoon overstijgen. Dit leidt ertoe dat de banden die eiseres met Nederland heeft sterker zijn dan dat verweerder heeft geconcludeerd, aangezien deze banden samenhangen met haar band met referent.

Gelet op het voorgaande, concludeert de rechtbank dat verweerder niet alle van belang zijnde feiten en omstandigheden gemotiveerd in onderlinge samenhang heeft beoordeeld, en daarmee onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de weigering van de aanvraag niet in strijd is met artikel 8 EVRM. Dit betekent dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.

Rb Amersfoort AWB 21/2822, 2.11.21
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:16922