Nieuws

Rb: eerder gezamenlijk verblijf in België zorgvuldig onderzoeken bij aanvraag EU-status in NL

Uit de overgelegde stukken blijkt dat er aanwijzingen waren voor verblijf in Nederland. Referent stond immers onder andere nog ingeschreven in Nederland, had hier een huurwoning, werk en een UWV-uitkering, en bankafschriften waarop betalingen in Nederland te zien zijn. Hier staat tegenover dat eiseres en referent óók een verscheidenheid aan stukken hebben overgelegd (zowel stukken op naam van eiseres, als stukken op naam van referent) ter onderbouwing van een (gesteld) verblijf in België. Het gaat dan onder andere om stukken waaruit blijkt dat zij in België woonruimte hebben gehuurd, maar ook om een omwisseling naar een Belgisch rijbewijs van eiseres, een Belgische parkeervergunning en betaaloverzichten van betalingen in België. Verder zijn er stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij zorg in België hebben genoten, zoals facturen voor zorganalyses, een resultaatbrief van het bevolkingsonderzoek, geneesmiddelenvoorschrift en een factuur voor de zorgpremie van de Vlaamse Zorgkas.

Een hoorzitting is bij uitstek de gelegenheid voor de minister om eiseres en eventueel referent hierover te bevragen. Zo heeft referent op de zitting bij de rechtbank onder andere toegelicht dat hij voor zijn werk heen en weer naar Nederland reisde, maar wel in België heeft gezocht naar werk maar dat hem dat niet gelukt is. De minister gaf aan dit voor het eerst tijdens de zitting te horen. Hieruit blijkt te meer dat dergelijke onduidelijkheden over het feitencomplex onder andere besproken hadden kunnen worden tijdens een hoorzitting. Dit geldt ook voor de periode dat eiseres en referent in België hebben verbleven; eerst op de zitting is duidelijk geworden dat het over twee periodes gaat.

De beroepsgrond slaagt.
Rb Arnhem AWB 23/7591, 7.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:13066

IB 2024/52: ingangsdatum EU-vergunning

De IND zal in het vervolg de ingangsdatum van het EU (afgeleid) verblijfsrecht in de kennisgeving noemen als de vreemdeling daar om vraagt. Wel ligt de bewijslast voor het bestaan van het verblijfsrecht en daarmee ook voor het tijdstip waarop dat verblijfsrecht is ontstaan bij de vreemdeling. Dit houdt in dat de vreemdeling het bestaan en de ingangsdatum van het verblijfsrecht met concrete gegevens aannemelijk moet maken. Wijkt de vastgestelde ingangsdatum af van de gevraagde ingangsdatum, dan wordt deze afwijking toegelicht in de kennisgeving.

Wordt een specifieke ingangsdatum door de vreemdeling genoemd dan beoordeelt de IND of op die datum aan de voorwaarden van het EU verblijfsrecht is voldaan. Indien enkel verzocht wordt om de vaststelling van een ingangsdatum zonder verdere onderbouwing, dan wordt deze ingangsdatum per datum aanvraag vastgesteld, tenzij evident is dat pas later aan de voorwaarden van het EU verblijfsrecht is voldaan.

IB 2024/52, 14.8.24
https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1341908_1/1/

Rb: iMMO ondersteunt alsnog asielverzoek Sierra Leonese ex-rebel, sinds 2001 in NL

Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1984 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiser is in 2001 Nederland ingereisd en aan hem is destijds een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, geldig tot 1 juni 2004, verleend op grond van het toenmalige categoriale beschermingsbeleid. De afwijzing van de daaropvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd is in 2007 uitgeprocedeerd en in rechte vast komen te staan. Eiser heeft vervolgens deelgenomen aan het zogenoemde ‘project Enschede’, waardoor eiser voor de periode van één jaar uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw is verleend, onder voorwaarde van intrekking van alle lopende verblijfsprocedures op dat moment. De afwijzingen van de latere aanvragen van eiser voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘medische behandeling’ en uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw zijn respectievelijk in 2013 en 2015 in rechte vast komen te staan.

In deze beroepszaak gaat het om een opvolgende asielaanvraag die op 4 juli 2021 door eiser is ingediend. Eiser heeft voor deze aanvraag verwezen naar het asielrelaas dat hij aan zijn eerste asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd. Kort samengevat heeft eiser aan zijn eerste asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2001 uit Sierra Leone gevlucht is, omdat hij daar door rebellenmilities ontvoerd, uitgebuit en mishandeld werd. ....

Eiser heeft zijn asielrelaas bij deze opvolgende aanvraag nader onderbouwd met enkele stukken. Zo heeft eiser een rapportage uit 2020 overgelegd van de Stichting instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO), waaruit blijkt dat de verschillende littekens van eiser passend zijn (variërend van consistent en zeer consistent tot typerend) bij het geweldsrelaas. Uit dit iMMO-rapport blijkt ook dat de psychische klachten van eiser typerend zijn voor het geweldsrelaas. Eiser heeft daarnaast ter onderbouwing van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst een origineel afschrift van zijn geboorteakte en een origineel paspoort uit Sierra Leone overgelegd. Tot slot heeft eiser ter onderbouwing van zijn relaas ook een begeleidend schrijven van zijn gemachtigde van 9 juni 2021 overgelegd en verwezen naar een artikel van RTL Nieuws van 21 oktober 2018….

Ten aanzien van het iMMO rapport heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de kans dat de traumata een andere oorzaak hebben, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het geweldsrelaas van eiser. Ook in zijn conclusie over het vermogen van eiser om te verklaren tijdens de gehoren heeft verweerder de resultaten van het iMMO-onderzoek onvoldoende betrokken. Uit dit rapport volgt namelijk dat fysieke en psychische problematiek, alsook een jeugdige leeftijd, een negatieve invloed kunnen hebben op het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren, en dat migratie naar een onbekend land en een onbekende cultuur ook een ontregelend effect kan hebben. Hoewel de deskundigen in het iMMO-rapport zich onthouden hebben van een oordeel over het vermogen om te verklaren, omdat medisch referentiemateriaal ten tijde van de eerste gehoren in 2001 ontbreekt, is niet in geschil tussen partijen dat eiser ten tijde van de gehoren in 2001 nog minderjarig was. Gelet op het voorgaande, de delen van eisers verklaringen die wel consistent zijn en hetgeen hiervoor is overwogen over de door iMMO uiteengezette connectie tussen de fysieke en psychische gezondheidsproblemen van eiser en het gestelde langdurige fysieke en psychische geweld, heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom de inconsistenties in de verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas.

Het bestreden besluit kent motiveringsgebreken en komt reeds hierom voor vernietiging in aanmerking.
Rb den Haag NL24.26409, NL24.26410, 2.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12049

Rb: risico bij terugkeer naar Nigeria vanwege schuld mensenhandelaar en toegedichte LHBTI

De minister heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eiser bij terugkeer naar Nigeria geen reëel risico loopt op ernstige schade en gelet op het feit dat uit de algemene landeninformatie volgt dat slachtoffers van mensenhandel bij terugkeer onder druk worden gezet om hun schuld af te lossen door zich opnieuw te laten uitbuiten, zeker als de familie het slachtoffer niet opnieuw opneemt, valt een dergelijke motivering naar alle waarschijnlijkheid ook niet te geven. Om die reden had de minister in beginsel ten minste een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder sub b van de Vw moeten verlenen.

Verder geeft de geloofwaardige verkrachting en daaropvolgende verstoting door zijn gemeenschap een indicatie dat hem mogelijk homoseksualiteit zal worden toegedicht. Tegen de achtergrond van het beleid dat de minister voert voor LHBTI in Nigeria ligt ook in dat opzicht een asielvergunning in de rede, nu eiser tegen die achtergrond slechts geringe indicaties hoeft te geven en die geringe indicaties reeds kunnen zijn gelegen in het feit dat naar alle waarschijnlijkheid de mensenhandelaar bekend zal zijn met de verkrachting van eiser en dit dus mede kan gebruiken als pressiemiddel.

Rb Zwolle NL23.17175, 2.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:13018

Rb : risico bij terugkeer naar Oost-Libië vanwege kritiek op Haftar

In het Algemeen Ambtsbericht Libië van februari 2023 staat dat burgers in Oost-Libië geregeld werden voorgeleid en veroordeeld door militaire rechtbanken, onder wie personen die zich kritisch uitlieten over Haftar en/of de LNA. Deze rechtbanken veroordeelden ook een groot aantal personen ter dood.  Daarnaast volgt uit het Algemeen Ambtsbericht dat het illegaal in- en uitreizen in Libië strafbaar is en dat het bekend is dat op de internationale vliegvelden van Tripoli en Benghazi gewapende groepen en inlichtingendiensten gelieerd aan de autoriteiten aanwezig zijn. Reizigers worden zwaar gecontroleerd. Eerdere kritiek op gewapende groepen die actief zijn in Benghazi, kan leiden tot arrestatie bij aankomst op het vliegveld van die stad. Databases worden bijgehouden van personen die worden gezocht vanwege hun vermeende oppositieactiviteiten of vanwege hun identiteit. Zelfs als het geen bekende activist is, bestaat er het risico dat de naam van betrokkene is genoemd door iemand anders die mishandeld is door gewapende groepen om namen van activisten te krijgen. De UNHCR dringt erop aan om gedwongen terugkeer naar Libië op te schorten totdat de veiligheids- en mensenrechtensituatie aanzienlijk is verbeterd.

Door verweerder is niet ongeloofwaardig geacht dat eiser zich in het verleden kritisch heeft uitgelaten over Haftar en over de milities. Verweerder overweegt onder meer dat eisers politieke overtuiging niet sterk is, maar de sterkte van eisers politieke overtuiging laat onverlet dat het ook mogelijk is dat eiser vanwege zijn in het verleden geuite kritiek in de negatieve belangstelling kan staan van de Libische autoriteiten of andere actoren van vervolging, zoals de milities. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet kenbaar de bovengenoemde landeninformatie betrokken bij zijn beoordeling of sprake is van een gegronde vrees voor vervolging indien eiser terugkeert naar Libië. Gezien de mogelijke gevolgen voor eiser vanwege zijn in het verleden geuite kritiek op Haftar en de milities, had verweerder dit wel moeten doen.

Verweerder heeft in het licht van al het voorgaande onvoldoende gemotiveerd waarom eiser vanwege zijn in het verleden geuite kritiek op Haftar en de milities niet in de negatieve aandacht staat of zal komen te staan bij terugkeer naar Libië. De beroepsgrond slaagt....

Het bestreden besluit geeft er geen blijk van dat de individuele situatie van eiser is betrokken bij de beoordeling of de mate van algemeen geweld in Libië leidt tot een reëel risico op ernstige schade. Verweerder heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom in het geval van eiser geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Libië. De beroepsgrond slaagt.

Rb Middelburg NL24.21886, 12.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12764

Rb: aanvraag paspoort en terugkeer naar Turkije onvoldoende voor intrekken asielvergunning

De minister heeft de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken met terugwerkende kracht tot [datum 1] , omdat eiser op die datum een nieuw Turks paspoort heeft aangevraagd.

De rechter oordeelt dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan worden aangenomen dat het aanvragen van een Turks paspoort in Nederland betekent dat eiser de bescherming van de Turkse autoriteiten heeft ingeroepen en dat er geen grond meer is om hem asiel te verlenen. Op dit punt is het bestreden besluit niet goed gemotiveerd.

De minister heeft ook niet goed genoeg uitgelegd waarom de terugkeer van eiser naar Turkije betekent dat de grond om hem asiel te verlenen is vervallen.... Ook omdat de minister niet goed genoeg heeft uitgelegd waarom hij de problemen van eiser in Turkije in [jaartal 2] en [jaartal 3] niet meer geloofwaardig acht, had van de minister verwacht mogen worden nader toe te lichten waarom de legale in- en uitreis van eiser nu reden zou zijn voor het intrekken van de asielvergunning, terwijl de legale uitreis in  [jaartal 4] niet in de weg heeft gestaan aan het verlenen van asiel. Dat de terugkeer van eiser naar Turkije bevreemding wekt, betekent niet zonder meer dat hij bezien in het licht van de positie van (vermeende) sympathisanten van Gülen in Turkije niet langer heeft te vrezen voor problemen als hij opnieuw naar Turkije terugkeert.

Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd
Rb Rotterdam NL23.981, 8.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12999

Rb: iMMOrapp leidt tot inwilliging hasa, afweging nodig mbt heroverweging eerste asielverzoek

In de eerste asielprocedure is in 2016 geoordeeld dat verweerder de seksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig heeft mogen achten, omdat eiser in zijn verklaringen hieromtrent is blijven steken in vaag- en tegenstrijdigheden, algemeenheden en ongerijmdheden en dat uit eisers verklaringen niet valt op te maken dat hij een proces van bewustwording of acceptatie heeft doorgemaakt. In de toelichting op de opvolgende asielaanvraag van 2022 heeft eiser aangegeven dat de inconsistenties in zijn verklaringen in de eerdere procedures zijn veroorzaakt door psychische problemen. Een onderbouwing hiervan volgt uit de door eiser overgelegde IMMO-rapportage. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat de inhoud van voornoemde rapportage -mede- bepalend is geweest voor het alsnog geloofwaardig achten van eisers seksuele geaardheid en daarmee ook voor het inwilligen van eisers (opvolgende) asielaanvraag.

Het vorenstaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de IMMO-rapportage moet worden aangemerkt als een onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt en dat daarmee sprake is van een nieuw gebleken feit of omstandigheid. Verweerder dient alsnog de afwijzing van de eerste asielaanvraag inhoudelijk te heroverwegen. Daarbij dient verweerder ook te onderzoeken of eiser reeds vanaf 2016 voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning.

Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd.
Rb Groningen NL24.26169, 21.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:13351

Rb: a-status vervallen na te late verlengingsaanvraag en intrekkingsprocedure

Eiser stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Met ingang van 29 juni 2017 heeft eiser op de a-grond een verblijfsvergunning asiel voor vijf jaar gehad. Verweerder heeft deze beschermingsstatus bij besluit van 20 september 2022 beëindigd. Redengevend daarvoor is dat eiser niet voor de einddatum van zijn verblijfsvergunning asiel verlenging heeft aangevraagd. Tegen dit besluit is eiser niet opgekomen.

Uit vaste rechtspraak  volgt dat beëindiging van een internationale beschermingsstatus enkel toegestaan is nadat er een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden, zoals dat volgt uit de Kwalificatierichtlijn. Nu verweerder in 2022 zowel een voornemen als een definitieve beschikking tot beëindiging van de asielstatus van eiser heeft uitgebracht, heeft daarmee in dit geval een individuele beoordeling plaatsgevonden.

Als eiser vindt dat de situatie voor Ahmadi’s in Pakistan nog steeds slecht is - of nog slechter dan voorheen –  kan hij een nieuwe asielaanvraag indienen.

Het beroep is ongegrond.
Rb den Haag NL24.5683, 2.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12053

RvS: vovo want Afdeling beslist opnieuw over veiligheid Dublinoverdracht Kroatie

In het licht van de zaak die de Afdeling op 28 augustus 2024 op zitting zal behandelen, nr. 202404639/1/V3, over de opvangvoorzieningen en het risico op pushbacks in Kroatië, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.

RvS 202404869/2/V3, 19.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:3353

Rb: vovo voor continueren opvang in bezwaarfase art-64

Verzoeker stelt terecht dat de rechtsgevolgen van het besluit zijn geschorst door de toegewezen voorlopige voorziening in de bezwaarfase art-64, waardoor hij in ieder geval rechtmatig verblijf in Nederland geniet. Ook stelt verzoeker terecht dat het voor zijn medische gesteldheid zeer onwenselijk is als een vaste verblijfplaats komt te ontbreken. In dit verband heeft het BMA geconcludeerd dat een medische noodsituatie wordt verwacht bij het uitblijven van de medische behandeling van verzoeker en dat het wegvallen van de huidige zorg en structuur opnieuw kan leiden tot een toestandsbeeld waarbij een crisis- en/of zorgmaatregel noodzakelijk zal zijn. Dit wordt bevestigd door een door verzoeker overgelegde brief van GZA Healthcare Almere, waarin wordt gesteld dat verzoeker bij gebrek aan opvang gevaar loopt. Het betoog slaagt.

De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening dat de beëindiging van de Rva verstrekking van verzoeker achterwege blijft tot 4 weken nadat op het bezwaar van verzoeker tegen de ambtshalve afwijzing van artikel 64 van de Vw 2000 is beslist.

Rb Groningen AWB 24.12506, 7.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12404

Pagina's