Nieuws

RvS: vovo want Afdeling beslist opnieuw over veiligheid Dublinoverdracht Kroatie

In het licht van de zaak die de Afdeling op 28 augustus 2024 op zitting zal behandelen, nr. 202404639/1/V3, over de opvangvoorzieningen en het risico op pushbacks in Kroatië, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.

RvS 202404869/2/V3, 19.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:3353

Rb: vovo voor continueren opvang in bezwaarfase art-64

Verzoeker stelt terecht dat de rechtsgevolgen van het besluit zijn geschorst door de toegewezen voorlopige voorziening in de bezwaarfase art-64, waardoor hij in ieder geval rechtmatig verblijf in Nederland geniet. Ook stelt verzoeker terecht dat het voor zijn medische gesteldheid zeer onwenselijk is als een vaste verblijfplaats komt te ontbreken. In dit verband heeft het BMA geconcludeerd dat een medische noodsituatie wordt verwacht bij het uitblijven van de medische behandeling van verzoeker en dat het wegvallen van de huidige zorg en structuur opnieuw kan leiden tot een toestandsbeeld waarbij een crisis- en/of zorgmaatregel noodzakelijk zal zijn. Dit wordt bevestigd door een door verzoeker overgelegde brief van GZA Healthcare Almere, waarin wordt gesteld dat verzoeker bij gebrek aan opvang gevaar loopt. Het betoog slaagt.

De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening dat de beëindiging van de Rva verstrekking van verzoeker achterwege blijft tot 4 weken nadat op het bezwaar van verzoeker tegen de ambtshalve afwijzing van artikel 64 van de Vw 2000 is beslist.

Rb Groningen AWB 24.12506, 7.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12404

Rb: Chavez-verblijfsrecht onderzoeken ondanks contactverbod

In de uitspraak van Rb Arnhem, 11.10.23 heeft de rechtbank al geoordeeld dat eiser voldoende aanknopingspunten had aangedragen die erop duiden dat hij aanspraak heeft op verblijfsrecht ingevolge het arrest Chavez-Vilchez. Dit had aanleiding moeten zijn voor nader onderzoek naar het mogelijke verblijfsrecht van eiser. Dit heeft de minister niet gedaan. De enkele omstandigheden dat eiser een contactverbod met zijn partner is opgelegd en dat hij het kind van zijn partner nog niet had erkend, hebben de aanleiding tot het verrichten van onderzoek niet weggenomen. Deze omstandigheden maakten het namelijk op zich niet evident dat eiser geen aanspraak (meer) had op verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez. De maatregel van ophouding is daarom onrechtmatig geweest.

Het beroep is dus gegrond.
Rb Utrecht NL24.23860 8.7.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:11804

RvS: bij vermoeden illegaal verblijf is binnentreden en controle in huis toegestaan

In paragraaf A2/2.1 van de Vc 2000 is vermeld dat een redelijk vermoeden van illegaal verblijf in ieder geval mag worden aangenomen bij het aantreffen van andere personen in dezelfde woning waar een met naam bekende illegale of uitgeprocedeerde vreemdeling ter uitzetting aangehouden wordt of kan worden. Naast deze omstandigheid zijn geen aanvullende objectieve gegevens nodig voor een redelijk vermoeden van illegaal verblijf.

In dit geval waren de verbalisanten op zoek naar een andere vreemdeling, die eerder was aangetroffen in de woning. Deze vreemdeling had zich moeten melden bij AVIM, maar is niet verschenen. De verbalisanten hielden daarom een controle in de woning, voorzien van een machtiging tot binnentreden. Zij troffen, naast de vrouw die de deur opendeed, nog vier andere personen aan in de woning onder wie de vreemdeling.

Het feit dat de woning bekend stond als de verblijfplaats van een illegaal verblijvende vreemdeling is voldoende om een redelijk vermoeden van illegaal verblijf van andere aanwezigen op te leveren. Daarom kon ‘een naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden van illegaal verblijf’ worden aangenomen op grond waarvan de vreemdeling kon worden staandegehouden. De grief slaagt.

Het hoger beroep tegen Rb den Bosch NL24.14597, 24.4.24 is gegrond.
RvS BRS.24.000150, 31.7.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:3058

Rb: 8EVRM afweging ivm langdurige medische behandeling

Uit het BMA-advies blijkt dat geen medische noodsituatie binnen 3-6mnd te verwachten is. Er bestaat geen reëel risico op schending van art. 3 EVRM om medische redenen.

De minister heeft niet alle relevante feiten en omstandigheden bij de belangenafweging i.h.k.v. art. 8 EVRM betrokken. In dat verband is allereerst van belang dat de minister in het geheel geen onderzoek heeft gedaan naar de feiten en omstandigheden die in dit geval relevant zijn en bij de belangenafweging moeten worden betrokken, bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting die is gehouden. Het gaat bijvoorbeeld over de minderjarigheid van eiser bij binnenkomst en het (al langere tijd) ondergaan door eiser van medische behandeling in Nederland. Dat staat los van de vraag of het uitblijven van behandeling bij terugkeer naar het land van herkomst op korte termijn zal leiden tot een medische noodsituatie. Verder is de conclusie, dat niet is gebleken dat eisers banden met Nederland sterker zijn dan de banden met zijn land van herkomst, in het geheel niet onderbouwd. Er valt ook niet in te zien hoe de minister tot die conclusie kan komen nu de minister eiser niet heeft gevraagd zijn banden met Nederland uiteen te zetten en ook niet heeft uitgevraagd welke banden eiser (nog) met Guinee heeft.

Beroep gegrond.
Rb Arnhem, NL23.39738, 19.7.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12099

Rb: terecht intrekken Chavez-status na scheiding

Verweerder heeft uitvoerig gemotiveerd dat eiser niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijke, meer dan marginale, zorg- en opvoedtaken verricht. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd hoe feitelijk invulling wordt gegeven aan het ouderschapsplan. Dat klemt te meer nu zijn ex-partner zowel in een proces verbaal van aangifte als telefonisch heeft verklaard dat eiser in het verleden wel eens meeging naar school en de voetbaltraining van de kinderen bezocht, maar dat dat nu niet meer het geval is. Ook gaat eiser niet mee naar de huisarts en ziet hij zijn kinderen ongeveer twee keer per maand. Verweerder heeft daarom terecht overwogen dat eiser hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijke zorg- of opvoedtaken verricht. Daarnaast heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet (volledig) voldoet aan zijn alimentatieverplichtingen. Verder heeft verweerder door eiser overgelegde foto’s, schoolrapporten en getuigenverklaringen ook onvoldoende kunnen achten om aannemelijk te maken dat eiser verzorgende en opvoedende taken verricht. De in beroep door eiser overgelegde e-mail van de basisschool waarin staat dat eiser tweemaal gesproken heeft met een leerkracht over rapporten van twee van zijn kinderen dateert van na het bestreden besluit en is bovendien ook onvoldoende voor de conclusie dat eiser structureel betrokken is bij de verzorging en opvoeding van zijn kinderen of belangrijke beslissingen over hen neemt.

Verweerder heeft kunnen overwegen dat de kinderen altijd bij hun moeder hebben gewoond en zeer hecht zijn met hun moeder, dat niet is aangetoond dat een scheiding tussen eiser en de kinderen een onevenredig zware impact zal hebben op de groei en ontwikkeling van de kinderen en dat sprake is van een relatief geringe affectieve relatie tussen eiser en de kinderen.

Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat niet is gebleken dat eiser een afgeleid verblijfsrecht heeft op grond van artikel 20 van het VWEU en het arrest Chavez-Vilchez.

Rb Middelburg NL24.15174, 7.8.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12314

Rb: gevolgen privéleven in Nigeria meewegen bij intrekken vergunning bij homo-partner

Over de algemene situatie in Nigeria voor homoseksuele mannen overweegt de rechtbank het volgende. Als eiser vindt dat hij bij terugkeer naar Nigeria vanwege zijn homoseksuele geaardheid een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM loopt, staat het hem vrij een asielaanvraag in te dienen. De reguliere procedure leent zich daar in principe niet voor.

Los van de vraag of eiser in Nigeria gevaar loopt, is verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de belangenafweging echter niet voldoende ingegaan op wat het voor eiser zou betekenen om zijn privéleven als homoseksuele man uit te oefenen in Nigeria. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn persoonlijke situatie zodanig is, dat gezegd kan worden dat Nederland het meest aangewezen land is om invulling te geven aan zijn privéleven. Daarbij is verweerder op de negatieve reacties van eisers familie ingegaan en heeft verweerder gesteld dat van vervolging van overheidswege geen sprake is geweest. Hiermee heeft verweerder echter niet inzichtelijk gemaakt welk gewicht hij toekent aan de omstandigheid dat eiser zijn privéleven in Nigeria als homoseksuele man niet op dezelfde wijze zal kunnen uitoefenen als in Nederland.

Er is sprake van een gebrek in het bestreden besluit. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid het gebrek te herstellen en doet een tussenuitspraak.
Rb den Haag AWB 23/13399, AWB 23/13400, 18.7.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:11248

Rb: geen risico familie Turkse Gülen aanhanger

Uit WBV 2024/23 volgt dat Gülen-aanhangers onveranderd zijn aangemerkt als risico-groep.

De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij voor haar vertrek uit Turkije in de negatieve belangstelling stond van de Turkse autoriteiten, nu uit openbare bronnen blijkt dat tegenwoordig alleen familieleden van hooggeplaatste Gülenisten dit risico lopen. Bovendien is niet gebleken dat zij persoonlijk is beschuldigd. Voorts wijst de minister er terecht op dat aan de vreemdeling in 2021 een nationaal paspoort is afgegeven en dat zij legaal is uitgereisd. Beroep ongegrond.  

Rb Middelburg, NL24.10539, 18.7.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:11906

Rb: geen risico familielid van Turkse PKK/ HDP activisten

Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije uit augustus 2023 volgt dat Karakocan bekend staat als HDP-gezind en de plaats van herkomst is voor prominente PKK leden. Dit gebied staat onder verscherpte toezicht, onder andere omdat HDP leden zich met het PKK vereenzelvigen. De vreemdeling komt uit Karakocan en niet in geschil is dat de vreemdeling onder de risicogroep valt. De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk heeft te vrezen. Immers heeft hij behalve een aantal ondervragingen in 2017 geen problemen gehad met de autoriteiten en kon hij legaal uitreizen. Het is niet gebleken dat hij zelf problemen heeft ondervonden als gevolg van het HDP-lidmaatschap van zijn verloofde en haar veroordeling, het vluchten van zijn broer, of als gevolg van problemen van andere familieleden. Niet is gebleken dat de huiszoekingen bij familieleden op de vreemdeling gericht waren.

Ook slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet, de twee vrienden waarmee hij heeft gereisd zijn als gevolg van hun activisme voor immers persoonlijk bedreigd, afgeluisterd en gearresteerd. De minister heeft tevens voldoende gemotiveerd dat de vreemdeling bij terugkeer geen risico loopt op ernstige schade, nu de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij voortzetting van zijn activisme nu wel risico loopt. Beroep ongegrond. 

Rb Utrecht NL24.22931, 3.7.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12077

Rb: geen risico Palestijnen Libanon

Uit het Thematisch Ambtsbericht Palestijnen in Libanon blijkt dat Palestijnen in Libanon niet dezelfde rechten hebben als Libanese burgers, en sociaal en economisch gemarginaliseerd worden. Zij mogen bepaalde beroepen niet uitoefenen en hebben geen volledige toegang tot het sociale zekerheidsstelsel van Libanezen. Eiser heeft verklaard dat hij soms aan willekeurige politiecontroles werd onderworpen, en dan een boete kreeg, en dat zijn kinderen geweigerd werden bij sommige Libanese privéscholen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het Ambtsbericht en de verklaringen van eiser echter niet dat eiser dusdanig werd of zal worden gediscrimineerd dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Niet in geschil is dat eiser naast zijn werk in de haven ook een eigen restaurant heeft gehad. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij bij terugkeer alleen laagbetaalde werkzaamheden kan uitoefenen en niet meer in zijn bestaan kan voorzien. Bovendien is niet gebleken dat eiser in Libanon geen toegang heeft gehad tot medische voorzieningen en scholing. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Rb Haarlem NL23.40006, 11.6.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:12507

Pagina's