Indien een iMMO-rapport wordt ontvangen in een opvolgende aanvraag zal doorgaans niet worden overgegaan tot vergoeden van de kosten, ook indien het rapport aandeelhebbend is in de uiteindelijke inwilliging. Hierbij maakt het geen verschil op welk moment het iMMO-rapport is ingebracht. Hiervoor is gekozen omdat de betrokken vreemdeling het iMMO-rapport in de eerste procedure had kunnen en moeten inbrengen.
Een uitzondering geldt wanneer de vreemdeling feiten en omstandigheden naar voren brengt, op grond waarvan redelijkerwijs niet van hem kon worden verwacht dit rapport eerder in te dienen. Hierbij is sprake van maatwerk.
De vreemdeling heeft verzocht om herziening van de ingangsdatum van zijn verblijfstitel.
De Afdeling oordeelt als volgt. Uit de KRI en Hofarresten volgt dat de verblijfstitel en de vluchtelingenstatus verschillende begrippen zijn en de vluchtelingenstatus dus moet worden onderscheiden van het verstrekken van een verblijfstitel aan personen met een dergelijke status.
Uit de KRI en Hofarresten volgt dat de vluchtelingenstatus pas kan worden verleend na indiening van een verzoek om die status. Beoordeling van een vluchtelingenstatus op grond van een bepaald asielmotief kan alleen plaatsvinden als dat asielmotief blijkt uit de door de vreemdeling afgelegde verklaringen. De rechtbank heeft dus ten onrechte geoordeeld dat de ‘declaratoire aard’ van erkenning van de vluchtelingenstatus eraan in de weg staat dat een verzoek om bestuurlijke heroverweging van de ingangsdatum van de verblijfsvergunning alleen kan slagen als een asielmotief ook aan de eerdere asielaanvraag ten grondslag is gelegd. Het declaratoire karakter van de erkenning van de vluchtelingenstatus staat niet in de weg aan een nationale praktijk waarin een asielvergunning na een opvolgend verzoek op grond van een geheel nieuw asielmotief niet leidt tot een ingangsdatum van die vergunning gesteld op de dag van het eerste - afgewezen - asielverzoek.
De minister heeft de homoseksuele geaardheid van de vreemdeling als relevant element in zijn asielrelaas pas voor het eerst kunnen beoordelen bij de tweede asielaanvraag, omdat de vreemdeling bij de eerste asielaanvraag hierover niet heeft gesproken. Daarom blijft de ingangsdatum van de verblijfsvergunning op 8 april 2020.
Hoger beroep tegen Rb Utrecht NL22.16920, 15.2.23 gegrond.
ABRvS 202301617/1, 7.11.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:4518
https://open.overheid.nl/documenten/0f5cbb55-c1e6-4fbb-9360-ae0ed1eb0d40/file, 14.11.24
De vreemdeling heeft aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Cyprus niet uitgegaan mag worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ruim 90% van de asielzoekers zijn in Cyprus op privéhuisvesting aangewezen, met name alleenstaande mannen zoals de vreemdeling. Verder zijn de mogelijkheden voor het verkrijgen van een financiële bijdrage zeer gering en bovendien biedt deze bijdrage geen zekerheid voor een waardige levensstandaard.
Nu een enorm aantal asielzoekers in erbarmelijke omstandigheden leven, is voldoende aannemelijk dat de Cypriotische autoriteiten niet voldoen aan artikel 17 lid 5 Ori. Op korte termijn valt geen of onvoldoende verbetering te verwachten. Gelet op de geconstateerde gebreken wordt klagen bij de Cypriotische autoriteiten niet effectief geacht.
Beroep gegrond.
Rb Den Haag, NL24.34164, 29.10.24
De rechtbank stelt vast dat BMA zelf aangeeft de vraag of de overdracht zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van een vreemdeling of dat er een aanzienlijk risico daarop bestaat, niet kan beantwoorden omdat dit buiten de medische deskundigheid valt.
De rechtbank overweegt dat de uitleg van het Unierecht door het Hof in het arrest C.K. in wezen neerkomt op het uiteenzetten van een juridisch beoordelingskader waaraan vanuit medisch oogpunt niet kan worden voldaan. Juist in het geval van eiser, waar het interstatelijk vertrouwen ten aanzien van Kroatië niet in samenhang met de feitelijke reisvoorwaarden, iedere ernstige twijfel over deze volledige impact zal kunnen wegnemen, zal de rechtbank, om het beginsel van refoulement te gronde te eerbiedigen, de overdracht van eiser aan Kroatië verbieden. De rechtbank overweegt hierbij dat suïcidale gedachten niet objectief meetbaar zijn en de ernst en diepte van die gedachten niet objectief kunnen worden vastgesteld. De rechtbank verbiedt vanwege de medische situatie van eiser en de mogelijke gevolgen van de enkele overdracht, de overdracht aan Kroatië.
Beroep gegrond.
Rb Roermond NL24.6991, 11.11.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:18489
De minister heeft de gestelde gebeurtenissen, te weten mishandeling, verkrachting en huiselijk geweld door haar echtgenoot (momenteel nog verblijvend in Italië), waardoor eiseres in een kwetsbare situatie verkeert, niet bestreden.
De rechtbank volgt eiseres in haar betoog dat zij bij terugkeer naar Italië het risico loopt om weer terug te moeten gaan naar haar echtgenoot, samen met haar kinderen. Immers, statushouders hebben na zes maanden geen recht meer op ondersteuning in eerste levensbehoeften, zijn volledig op zichzelf aangewezen bij het zoeken naar huisvesting en komen meestal pas na jaren van verblijf en na registratie op een adres in aanmerking voor sociale huisvesting en inkomensondersteuning. Ter zitting heeft eiseres ook gesteld dat de zes maanden al verstreken zijn en dat ze bij terugkeer in onzekerheid zal verkeren over een te verkrijgen woning waardoor ze een groter risico loopt om met haar kinderen terug te moeten keren naar haar echtgenoot. Dit is onvoldoende weersproken door de minister.
Een belangenafweging op dit punt, ten aanzien van de minderjarige kinderen en de situatie van eiseres, was daarom noodzakelijk. Nu de minister op grond van artikel 3 van het IVRK gehouden is speciale aandacht te besteden aan de belangen van het kind, is de rechtbank van oordeel dat de onduidelijkheid over de positie van eiseres en haar kinderen bij terugkeer naar Italië ook onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, omdat het besluit niet berust op een deugdelijke motivering. De rechtbank vernietigt het besluit daarom
Rb Groningen NL24.37534, 12.11.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:18637
In het licht van de zaken die de Afdeling op 10 december 2024 op zitting zal behandelen, over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor België bij asielaanvragen van niet-kwetsbare alleenstaande mannen en in het bijzonder de toegang van deze groep tot de opvang, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de vzr een voorlopige voorziening (bij VK Arnhem NL24.34746, 8.10.24).
Vzr ABRvS, 202406331/2/V3, 11.11.24
ECLI:NL:RVS:2024:4559
Het College constateert dat de verschillende voorgenomen maatregelen voor mensen zonder rechtmatig verblijf niet in lijn zijn met mensenrechtelijke verplichtingen. …. Het gaat hier vaak om mensen in een kwetsbare situatie met speciale (zorg)behoeften. De voorgenomen maatregelen maken hun situatie nog kwetsbaarder, waardoor de verwezenlijking van hun rechten in het gedrang komt. Daarnaast zijn de maatregelen niet bevorderlijk voor de sociale cohesie en een veilig publiek domein.
Het gaat daarbij om de volgende maatregelen:
De criminalisering van mensen zonder rechtmatig verblijf werkt niet alleen stigmatiserend, het zal ook tot gevolg hebben dat mensen zich minder snel wenden tot hulp-, zorg-, en onderwijsinstanties waardoor de verwezenlijking van hun rechten onder druk komt te staan en problemen verergeren.
https://publicaties.mensenrechten.nl/file/97da3d8f-1b04-c762-5ced-c7008f38fc74.pdf, 1.10.24
Het kabinet heeft aan gemeenten bekend gemaakt dat de financiering van de Landelijke Vreemdelingenvoorziening (LVV) en bed-badbrood stopt, evenals de convenanten en mandaten die gegevensdeling mogelijk maken. Onze vrees is dat dit direct leidt tot ernstige en meer zichtbare problemen op straat. Door de financiering van de LVV te stoppen zijn de mensen die ervan gebruik maken immers niet ineens weg. Dit kan verstrekkende gevolgen hebben voor ongedocumenteerden, die niet zelden kampen met lichamelijke of psychische kwetsbaarheden, maar ook voor de openbare orde en veiligheid. Volgend op een door uw Kamer aangenomen motie (Rajkowski/Boomsma), werkt het ministerie van A&M nu met gemeenten aan een plan om bij sluiting van de LVV’s te voorkomen dat mensen dakloos worden, gaan zwerven en overlast veroorzaken en ervoor te zorgen dat mensen daadwerkelijk uit Nederland vertrekken. Wij wijzen u erop dat gemeenten alleen een bijdrage kunnen leveren als zij de beschikking krijgen over de benodigde financiële middelen.
We roepen u op om er bij de minister op aan te dringen om – indien het kabinet de beëindiging van de LVV doorzet – voor 1 januari 2025 een werkbaar alternatief te hebben geïmplementeerd, inclusief passende financiering, waarbij (tijdelijke) opvang is verzekerd voor ongedocumenteerden die in afwachting zijn van vertrek of de afwikkeling van lopende procedures.
Verzoeker betoogt dat hij in Algerije geen toegang zal hebben tot de medische behandeling die hij nodig heeft om een medische noodsituatie op korte termijn te voorkomen. Verweerder stelt dat hij, als een vreemdeling zijn identiteit niet heeft aangetoond, gemotiveerd mag afzien van een toets aan de feitelijke toegankelijkheid tot de benodigde medische behandeling in het land van terugkeer.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het strikt uitvoeren van dit beleid in het specifieke geval van verzoeker onevenredig is. Als de voorzieningenrechter het verzoek afwijst, zal verzoeker de opvang moeten verlaten, wordt de medische behandeling die hij nu krijgt gestaakt en valt op voorhand niet uit te sluiten dat hij bij terugkeer in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
De voorzieningenrechter vindt het belang van verzoeker bij het toewijzen van het verzoek dan ook groter dan het belang van verweerder bij afwijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter draagt verweerder verder op om de feitelijke toegankelijkheid in de beslissing op bezwaar te toetsen voor zover dat objectief mogelijk is. Hierbij is van belang dat het beleid ruimte laat om bepaalde aspecten te onderzoeken in het geval dat de identiteit niet aannemelijk is gemaakt. Verzoeker heeft in de gronden van bezwaar in ieder geval een en ander aangevoerd over de kosten van de medische behandeling en het gemiddeld inkomen in Algerije.
Rb den Haag NL24.36759, 7.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:16898