Nieuws

MvA&M: transitvisa ingevoerd voor West-Afrikanen vanwege grens-asielprocedures

Vanaf half oktober 2024 was er een sterke toename van het aantal asielaanvragen op Schiphol. Passagiers met Tsjadische, Senegalese, Mauritaanse en Centraal-Afrikaanse nationaliteit gebruikten Schiphol als transitluchthaven op weg naar bestemmingen in Zuid-Amerika. Op Schiphol vroegen zij asiel aan. Halverwege november was kortstondig sprake van een toename van andere nationaliteiten die op Schiphol asiel aanvroegen, met name Kenianen.

Tabel: Aantal vreemdelingen dat op Schiphol bij de KMar heeft aangegeven asiel te willen aanvragen.

Nationaliteit

sep-24

okt-24

nov-24

Tsjadische

n.v.t.

10

<5

Senegalese

n.v.t.

10

110

Mauritaanse

n.v.t.

20

90

Keniaanse

n.v.t.

n.v.t.

70

Centraal-Afrikaanse

n.v.t.

10

10

Sinds 25 november 2024 is daarom een luchthaventransitvisumplicht ingesteld voor reizigers met de Tsjadische, Senegalese, Mauritaanse en Centraal-Afrikaanse nationaliteit. Sindsdien is er tot het moment van schrijven geen enkele asielaanvraag meer ingediend door passagiers met bovengenoemde nationaliteiten op Schiphol.

Antwoord kamervraag 886, 18.12.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-886.html

Rb: BIC-rapportage wijst op risico’s kwetsbaar kind bij terugkeer naar Armenië

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit en in zijn reactie op de BIC-rapportage niet alle relevante feiten en omstandigheden voldoende betrokken bij de belangenafweging. Uit de BIC-rapportage komt naar voren dat de reeds bestaande ernstige psychopathologie bij [eiseres 1] zal verergeren en dat zij ook niet, dan wel onvoldoende, kan terugvallen op haar ouders op wie zij erg gericht is, vanwege de te verwachten forse verergering van hun ernstige problematiek. …. In het geval van [eiseres 1] is geconstateerd dat zij een disharmonisch intelligentieprofiel heeft, hoog scoort op sociale inadequatie en dat zowel zijzelf als haar ouders te maken hebben met ernstige psychische problemen. …

Verweerder heeft zich bij de afweging van alle belangen onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat van een uitzonderlijk geval aan de zijde van eisers geen sprake is. Onder deze omstandigheden heeft verweerder niet kunnen verwijzen naar en vasthouden aan het eerder opgelegde terugkeerbesluit.

Het beroep is gegrond.
Rb Middelburg AWB 20/7738, 17.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21511

Rb: afweging priveleven Dreamer tov beroep op overheidsvoorzieningen

De Afdeling heeft over het economisch welzijn overwogen dat de minister bij de belangenafweging rekening mag houden met het gegeven dat een vreemdeling afhankelijk is van overheidssteun, voor zover deze afhankelijkheid invloed heeft op het economisch welzijn van Nederland. Daarbij mag de minister niet in algemene zin wijzen op mogelijke toekomstige aanspraken die de vreemdeling zou kunnen doen op de uit algemene middelen gefinancierde faciliteiten. Bovendien is het aan de minister om alle omstandigheden van het geval mee te nemen in de afweging van het economisch belang en het belang van eiseres. Het gaat dan bijvoorbeeld om de leeftijd, de beroepskwalificaties en werkervaring, de mate van integratie in Nederland, de kennis van de Nederlandse taal, de gezondheid, de gezinssituatie en in hoeverre sprake is van inspanningen om werk te vinden. De beoordeling van de minister dient daarbij flexibel te zijn en de minister mag hierbij niet het onmogelijke van eiseres verwachten. …

De rechtbank oordeelt dat de ministerniet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het economische belang van de staat in dit geval in het geding is. Voor zover de minister daarbij heeft gewezen op de belasting van het energienetwerk, tekort aan woonruimte, druk op het logistieke systeem, de drinkwatervoorziening, (extra) drukte op de weg en het openbaar vervoer, is dat niet voldoende. De minister heeft namelijk niet gemotiveerd op welke manier eiseres zich hierin onderscheidt van andere aanvragers en heeft de motivering ook niet concreet toegepast op haar situatie. Daar komt bij dat eiseres de hbo-opleiding Human Resource Management heeft behaald en verschillende stages heeft gelopen, waarvan zij in bezwaar een referentie heeft overgelegd. In de referentie is ook opgenomen dat momenteel veel vraag is naar HR-professionals. Deze referentie is niet kenbaar betrokken in de belangenafweging. De minister heeft onder deze omstandigheden niet kunnen volstaan met de enkele vaststelling dat het niet uit te sluiten valt dat eiseres een beroep zal gaan doen op voorzieningen in Nederland.

De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De minister zal een nieuw besluit moeten nemen en daarbij zowel het gehanteerde uitgangspunt bij de belangenafweging alsook de belangen van de staat opnieuw moeten beoordelen en motiveren.

Rb Groningen AWB 24/14228 en AWB 24/12704, 19.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21579

Rb: belang NLse kinderen meewegen bij aanvraag toelating vader met Italiaanse status

Eiser is geboren op [geboortedatum] 1988 en heeft de Somalische nationaliteit. Eiser beoogt verblijf bij zijn partner en minderjarige kinderen, die allen de Nederlandse nationaliteit bezitten.

Eiser heeft in de periode tussen 1 juli 2009 en 27 augustus 2015 meerdere malen een asielaanvraag ingediend, welke zijn afgewezen. ….  In deze procedure is enkel nog in geschil of aan eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM dient te worden verleend. De minister heeft tussen eiser en zijn partner geen gezinsleven aangenomen. Tussen eiser en de minderjarige kinderen neemt de minister wel gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM….

De rechtbank is van oordeel dat de minister in de belangenafweging onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat en hoe de belangen van de kinderen zijn meegewogen, waardoor de ‘fair balance’ in de belangenafweging onvoldoende tot uitdrukking komt. De minister heeft in de belangenafweging namelijk niet kenbaar betrokken of het uitoefenen van het gezinsleven in Italië een ‘certain degree of hardship’ oplevert, en zo ja welk gewicht daaraan toekomt. Hierbij moeten de banden van alle gezinsleden met Italië worden betrokken. De banden van de kinderen dienen tevens te worden betrokken bij de vraag wat de meest adequate wijze is voor de kinderen om het gezinsleven met de ouder(s) te ontwikkelen. De minister kon dan ook niet volstaan met het standpunt dat geen sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Italië uit te oefenen. Dit klemt te meer omdat de minister op basis van de verklaringen in het dossier gezinsleven tussen eiser en de kinderen heeft aangenomen en het merendeel van de gezinsleden (de kinderen zijn 4, 6 en 8 jaar en een vierde kind is op komst) de Nederlandse nationaliteit hebben, in Nederland naar school gaan en geen banden hebben met Italië.

Rb Arnhem NL24.3579, 18.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:22149

Rb: belang ongeboren kind meewegen bij afweging gezinsleven ikv Gezinsherenigingsrichtlijn

Eiseres heeft de Somalische nationaliteit, ze is geboren in Saoedi-Arabië en woonde daar. Op 2 mei 2023 heeft eiseres een mvv gevraagd met het doel om bij referent te verblijven. Deze aanvraag is afgewezen, onder meer omdat eiseres niet voldoet aan het inburgeringsvereiste. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Tijdens de bezwaarprocedure is eiseres met een Frans visum Nederland ingereisd en heeft zij hier asiel aangevraagd. Voordat is beslist op het bezwaar is eiseres zwanger geraakt, zij verwacht rond 5 januari 2025 te bevallen. Op 3 juni 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. In dat besluit is onder meer overwogen dat er geen aanleiding is om eiseres vrij te stellen van het inburgeringsvereiste en dat de Gri eiseres geen recht geeft op gezinshereniging….

De rechtbank stelt voorop dat de minister er ten onrechte van uitgaat dat belangenafweging in artikel 8 van het EVRM en artikel 17 van de Gri hetzelfde is. Omdat de minister (inmiddels) uitgaat van gezinsleven kan de belangenafweging in het kader van artikel 17 voor eiseres gunstiger uitvallen. Daarbij komt dat minister alleen benoemt dat de zwangerschap niet van invloed zou zijn op de vragen of eiseres en referent aan de nationale voorwaarden voor een mvv voldoen en of sprake is van een objectieve belemmering. Daargelaten of dat juist is, wordt de zwangerschap zelf en het belang van eiseres en referent om die samen door te maken, niet benoemd, terwijl dat door eiseres wel naar voren is gebracht.
De rechtbank is verder van oordeel dat bij de belangenafweging, naast het belang van de zwangerschap, ook het belang van het ongeboren kind moet worden betrokken. In artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat het kind waarvan een vrouw zwanger is als reeds geboren wordt aangemerkt, als zijn belang dit vordert. Naar nationaal recht bestaat dus de verplichting om het ongeboren kind, als dat in zijn belang wordt geacht, als al geboren aan te merken. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat ook in geval een belangenafweging op grond van artikel 17 van de Gri wordt gemaakt.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd, omdat de minister de zwangerschap van eiseres ten onrechte niet bij de beoordeling van artikel 17 van de Gri heeft betrokken.

Rb Arnhem NL24.26881, 13.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21705

Rb: 8EVRM-beoordeling voor Russische partner van Oekraiener met RTB-status in NL

Eiseres heeft de Russische nationaliteit. Zij is de echtgenote van referent, die de Oekraïense nationaliteit heeft. Eiseres en referent zijn in 2015 gehuwd in Sint-Petersburg (Rusland). Referent geniet bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB). Dit geldt momenteel tot 4 maart 2026.

In 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel “Verblijf als familie- of gezinslid bij haar man ”. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres geen geldige mvv heeft. ….

De rechtbank volgt de minister niet in zijn standpunt dat geen aanspraak bestaat op bescherming van artikel 8 van het EVRM en hij geen belangenafweging als bedoeld in artikel 8 van het EVRM hoeft te maken, omdat het bestreden besluit niet tot gevolg heeft dat familieleden worden gescheiden. Dat referent en eiseres ervoor zouden kunnen kiezen om elders hun gezinsleven uit te oefenen, wat wordt betwist, staat daar los van. Het bestreden besluit heeft dan ook tot gevolg dat eiseres en referent van elkaar worden gescheiden. …. De rechtbank acht daarbij mede van belang dat ook gewijzigde omstandigheden in dat kader nu niet meer kunnen leiden tot tijdelijke bescherming van eiseres op grond van de RTB. De beroepsgrond van eiseres slaagt.

Rb den Bosch NL24.17207, 15.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:22125

RvS: beoordelen terugkeer-risico bij afvalligheid

De vreemdeling klaagt in de eerste grief onder meer over het oordeel van de rechtbank dat de minister niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Iran wegens zijn afvalligheid een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. … Het betoog van de vreemdeling slaagt. De rechtbank is eraan voorbijgegaan dat de minister niet kenbaar in het besluit heeft betrokken dat de vreemdeling heeft verklaard dat hij zijn afvalligheid niet heeft geuit of zal uiten wegens vrees voor de autoriteiten. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:94, moet de minister bij een geloofwaardig geachte afvalligheid onderzoeken en beoordelen of, en zo ja hoe, een vreemdeling na terugkeer naar zijn land van herkomst uiting wil geven aan zijn afvalligheid. De minister mag van een vreemdeling niet verlangen dat hij zich, om vervolging te voorkomen, terughoudend zal opstellen bij de uitoefening van zijn geloofwaardig geachte afvalligheid in het land van herkomst.

Voorts heeft de rechtbank niet onderkend dat de minister in het besluit niet heeft betrokken hoe de vreemdeling invulling heeft gegeven aan zijn afvalligheid sinds zijn aankomst in Nederland in 2015. Uit de uitspraak van 19 januari 2022, volgt dat, als een vreemdeling niet uitdrukkelijk verklaart over de manier van uiting van zijn of haar afvalligheid bij terugkeer, de minister ervan uit moet gaan dat die vreemdeling na terugkeer op dezelfde wijze uiting aan de afvalligheid wil geven als hij of zij in Nederland heeft gedaan. De rechtbank heeft daarom ten onrechte overwogen dat de minister de risico’s bij terugkeer naar Iran wegens de afvalligheid van de vreemdeling voldoende zorgvuldig heeft beoordeeld en tot een deugdelijk gemotiveerd standpunt is gekomen. Alleen al hierom slaagt de grief.

Het hoger beroep tegen Rb den Haag NL23.28790, 25.10.23 is gegrond.
RvS 202306746/1/V2, 24.12.24
ECLI:NL:RVS:2024:5349

MvA&M: Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet)

- Het wetsvoorstel maakt het voor de IND mogelijk om de opvolgende aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren door een strengere toets te introduceren ten aanzien van de informatie die als nieuwe elementen of bevindingen kwalificeert: de informatie moet de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling met de opvolgende aanvraag wel in aanmerking komt voor internationale bescherming.

- Het wetsvoorstel maakt een verwijtbaarheidstoets mogelijk als nova al eerder hadden kunnen worden ingebracht. Te denken valt aan het niet bij de beoordeling betrekken van op verzoek van de asielzoeker opgestelde stukken die hij in een eerdere procedure over had kunnen en moeten leggen, zoals contra-expertises. Daarbij moet wel worden getoetst of het buiten beschouwing laten niet leidt tot een situatie waarin de vreemdeling bij terugkeer gevaar loopt op vervolging of ernstige schade.

- De IND is in oktober 2022 met een pilot gestart om de aanvraag van een asielzoeker die niet op het Nader Gehoor verschijnt, als (kennelijk) ongegrond af te wijzen. Als de vreemdeling vervolgens een opvolgende aanvraag indient, moet hij onderbouwen dat sprake is van nieuwe omstandigheden. Indien de vreemdeling dit niet doet, kan de aanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard zonder betrokkene te horen. De Procedurerichtlijn stelt als voorwaarde voor deze werkwijze dat er een ‘toereikend onderzoek ten gronde’ naar de noodzaak voor internationale bescherming wordt verricht. Dat betekent dat deze werkwijze niet in alle zaken kan worden toegepast. ….

Vrijwel alle maatregelen in het wetsvoorstel hebben onmiddellijke werking vanaf het tijdstip van inwerkingtreding. Dit betekent dat de maatregelen na inwerkingtreding niet alleen van toepassing zijn op nieuwe aanvragen, maar ook op lopende aanvragen tot verlening of verlenging van een vergunning waarop nog geen beslissing is genomen. De datum waarop het besluit wordt genomen is bepalend voor de vraag welk recht van toepassing is.

https://wetgevingskalender.overheid.nl/Regeling/WGK027350/Download/0f02b1a1-77cd-40ed-bec1-e8eab898ad9b_1.pdf, 24.12.24

Rb: MediFirst voldoet voor LVB onderzoek (vovo RvS toegewezen)

Eiser voert aan dat er door zijn gemachtigde in een vroeg stadium is aangegeven dat er signalen waren dat er met zeer grote mate van waarschijnlijkheid sprake is van een LVB. Het eerste onderzoek door Medifirst is gedaan door een verpleegkundige en niet door een arts. Gemachtigde van eiser heeft aangedrongen op een tweede onderzoek door een deskundige, eiser is toen slechts gezien door een algemeen arts. Eiser voert aan dat een onderzoek door een algemeen arts niet volstaat. Eiser verwijst hierbij naar de handreiking LVB en Asielprocedure.

De rechtbank overweegt dat uit de door eiser aangehaalde handreiking LVB en Asielprocedure volgt dat MediFirst een belangrijke rol speelt wanneer sprake is van een (vermoedelijke) LVB. …  De rechtbank is van oordeel dat MediFirst juist bij uitstek een belangrijke rol speelt wanneer er sprake is van een (vermoedelijke) LVB. De medisch adviseur moet immers bij eiser onderzoek doen of er medische beperkingen zijn, waar verweerder dan rekening mee moet houden. In dit geval is eiser twee keer gezien door MediFirst, één keer door een verpleegkundige en één keer door een arts. Door eiser is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de artsen en/of de verpleegkundigen van MedifFirst hiervoor ongeschikt zijn. Ook is op geen enkele wijze gebleken dat het onderzoek van MediFirst onzorgvuldig is geweest. Op grond van hetgeen door eiser naar voren is gebracht kan niet worden gesteld dat een nader onderzoek door verweerder nodig was. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder gelet op het voorgaande aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Ook heeft eiser geen andersluidend deskundigenadvies overgelegd of andere concrete aanknopingspunten geboden die leiden tot twijfel over de conclusies uit de MediFirst adviezen.

Deze beroepsgrond slaagt niet.
Rb Haarlem NL24.38426 en NL24.38427, 9.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:22322

vovo RvS 202407600/2/V3, 30.12.24
ECLI:NL:RVS:2024:5476

Rb Roermond: kwetsbaarheid meewegen bij identiteitsvaststelling ivm gebruik vals paspoort

Verweerder mag in beginsel op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan van de persoonsgegevens en Angolese nationaliteit op grond waarvan Portugal een visum heeft verstrekt. Verweerder dient echter te voorkomen dat hij uit principiële overwegingen vast blijft houden aan een dergelijke registratie “in de systemen” zonder grondig na te gaan of eiser voldoende aanknopingspunten biedt om te twijfelen aan deze registratie. Verweerder had dus zorgvuldiger moeten handelen, reeds omdat eiser vanwege zijn medische problematiek en mensenhandel-relaas kwetsbaarder is dan anderen. … Indien verweerder deze kwetsbaarheid en gebrek aan zelfredzaamheid, die ook blijken uit het actuele patiëntendossier, in ogenschouw neemt, dan is het raadzaam dat verweerder zich de vraag stelt of eiser sinds zijn aankomst in Nederland willens en wetens verweerder heeft willen misleiden door voor te wenden de Congolese nationaliteit te hebben en minderjarig te zijn geweest bij aankomst en ook tot deze misleiding gedurende vijf jaar in staat is geweest. …

De rechtbank zal het besluit vernietigen omdat verweerder dit niet heeft aangevuld met een motivering waarin hij ingaat op alle inmiddels aangedragen bewijsmiddelen en motivering waarom hij niet gehouden zou zijn aanvullend invulling te geven aan zijn samenwerkingsplicht. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder mee om, los van de juridische gebreken die moeten worden hersteld, te reflecteren op zijn volharding in het in deze procedure vasthouden aan de EU-Vis-registratie.

Rb Roermond NL22.1042, 17.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21318

Pagina's