Deze zaak gaat over de geloofwaardigheid van de partner-relatie. Vóór het beroep zijn de partners getrouwd. De rechter oordeelt dat de huwelijksakte kan worden aangemerkt als een nadere onderbouwing van de door eiseres eerder gestelde duurzame en exclusieve relatie.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres, mede gelet op de huwelijksakte en de in bezwaar overgelegde documenten, waaronder de verlovingsfoto's, op zijn minst een begin van bewijs heeft geleverd van een duurzame en exclusieve relatie. … Verder merkt de rechtbank op dat de minister ter zitting nog heeft gesteld dat de verloving vragen opriep vanwege het feit dat die op afstand heeft plaatsgevonden. Ook gelet daarop lag het des te meer op de weg van de minister om hierover nader onderzoek te verrichten door het houden van een hoorzitting.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond en vernietigt het bestreden besluit wegens schending van de hoorplicht.
Rb Utrecht NL24.39544, 23.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:11759
Uit het AA 2023, volgt inderdaad dat de Eritrese overheid het socio-economische en politieke leven controleert, maar er staat ook dat burgers elkaar waarschuwen voor mogelijke razzia’s en dat de zoon van betrokkenen altijd al op het platteland heeft gewoond. Daarom heeft de minister niet deugdelijk gemotiveerd waarom zij het ongeloofwaardig vindt dat de zoon van betrokkenen zich verborgen heeft kunnen houden en op die manier zeven jaar de dienstplicht kon ontlopen, zoals betrokkenen ook hebben verklaard. Die tegenwerping valt dus weg.
De minister betoogt wel terecht dat niet valt in te zien dat betrokkenen nooit eerder problemen hebben ondervonden. Uit het AA 2023 volgt dat familieleden van dienstplichtweigeraars te maken krijgen met vergeldingsacties. Die acties kunnen bijvoorbeeld bestaan uit arbitraire detentie, uithuiszettingen en confiscatie van bezittingen. De minister heeft in dat kader niet ten onrechte in het nadeel van betrokkenen bij haar beoordeling betrokken dat het ongerijmd is dat betrokkenen in het geheel geen problemen met de Eritrese autoriteiten zouden hebben ondervonden.
Hoger beroep tegen Rb Arnhem NL24.25063 en NL24.25064, 10.12.24, gegrond
RvS 202407651/1/V2, 23.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:2775
Eisers hebben de Jemenitische nationaliteit. Zij zijn in mei 2019 gevlucht naar Ecuador. Hier hebben eisers twee jaar en vijf maanden gewoond. In Ecuador hadden eisers verblijfsvergunningen. Hun jongste zoon is in Ecuador geboren en heeft de Ecuadoriaanse nationaliteit. Eiser werkte daar af en toe als Uber-chauffeur. Eisers willen niet terug naar Ecuador, omdat eiser daar een aantal keer werd bedreigd door de maffia. De maffia hadden namelijk gezien dat eiser een buitenlander was. Hij is daarom geslagen en bestolen. ….
De minister moet beoordelen of Ecuador een veilig derde land is voor de vreemdeling.
Het IB 2020/16 is gebaseerd op, onder meer, bronnen van HRW, UNHCR en USDOS uit 2016, 2018 en 2019. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat de geldigheid van het IB 2020/16 is verlengd en dat bij die verlenging opnieuw door TOELT is bekeken wat de situatie is in Ecuador. Daarbij zijn volgens de gemachtigde van de minister bronnen van UNHCR gebruikt, evenals het USDOS rapport over 2020 en het USDOS rapport over 2022. Volgens de minister is uit die beoordeling gekomen dat deze rapporten geen wezenlijk ander beeld schetsen van de situatie in Ecuador dan daarvoor en dat Ecuador nog steeds kan worden beschouwd als een veilig derde land. Wat de overwegingen zijn geweest die tot die conclusie hebben geleid is niet duidelijk. De beoordeling die is gemaakt in het kader van de verlenging van de geldigheid van het IB 2020/16 is niet inzichtelijk gemaakt. In het IB 2020/16 staat niets opgenomen over de algemene veiligheidssituatie in Ecuador.
Eisers hebben echter verwezen naar verschillende rapporten en artikelen. Deze bronnen en artikelen zijn van latere datum dan de bronnen die zijn gebruikt in het IB 2020/16 en de verlenging door TOELT. Uit deze bronnen blijkt, onder meer, dat mensenrechtenschendingen, zoals dwangarbeid, sekshandel en de gedwongen rekrutering van migranten en vluchtelingen voor criminele activiteiten zijn toegenomen. Daarnaast blijkt uit die bronnen dat veel immigranten hebben gemeld dat ze geconfronteerd worden met discriminatie en xenofobie. …. Over de inhoud van deze landeninformatie heeft de minister in het besluit slechts overwogen dat de inhoud niet wordt betwist, maar dat eisers niet kenbaar hebben gemaakt wat maakt dat de genoemde rapporten en artikelen toezien op hun situatie. Hoewel niet alle overgelegde landeninformatie specifiek betrekking hebben op eisers, ziet het overgrote deel van de landeninformatie op de algemene veiligheidssituatie in Ecuador, de mate van corruptie bij de verschillende onderdelen van het overheidsapparaat, waaronder de politie, en op de situatie van migranten in Ecuador. Daarmee is deze landeninformatie wel degelijk van belang voor de beoordeling of Ecuador een veilig derde land is voor eisers. Dit heeft de minister miskend. De motivering van de minister in het besluit is daarom onvoldoende.
Dit betoog van eisers slaagt dus en dat betekent dat het besluit in beginsel voor vernietiging in aanmerking komt….
De beroepsgrond slaagt.
Rb Arnhem NL25.13805+06, 27.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:11405
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de door eiser ingebrachte informatie niet blijkt dat iedere dienstweigeraar wordt vervolgd. Uit het Ambtsbericht blijkt dat voor ontduiking van de militaire dienstplicht en het niet gehoor geven aan mobilisatie een gevangenisstraf van twee tot vijf jaar kan worden opgelegd. In geval van oorlog of een gewapend conflict wordt de strafbedreiging verhoogd naar zes tot twaalf jaar. Uit hetzelfde ambtsbericht blijkt echter ook dat in Armenië veel strafzaken van dienstweigeraars zijn gesloten zonder dat tot strafvervolging over is gegaan en dat er geen voorbeelden bekend zijn van strafoplegging als gevolg van weigering van de militaire dienstplicht in Armenië.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat niet iedere dienstweigeraar wordt vervolgd.
De beroepsgrond slaagt niet.
Rb Groningen NL25.6730, 2.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:11651
De Afghaanse vreemdeling van Oezbeekse afkomst legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij samen met zijn minderjarige broer is gevlucht….
De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot de Oezbeekse afkomst. … De vreemdeling heeft er terecht op gewezen dat de problemen met de Taliban ook een reden waren voor zijn vlucht uit Afghanistan… De vreemdeling heeft met openbare bronnen onderbouwd dat het standpunt dat de problemen van Oezbeken met de Taliban enkel incidenten betreffen, onjuist is en op een selectieve lezing van het algemeen ambtsbericht uit 2022 berust.
Beroep gegrond.
Rb Amsterdam NL24.7329, 16.6.25
De minister klaagt in haar hogerberoepschrift terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij gebonden is aan de door Griekenland verleende vluchtelingenstatus. De Afdeling zal daarom het door de minister ingestelde hoger beroep gegrond verklaren en de uitspraak van de rechtbank vernietigen.
Desondanks komen de asielbesluiten voor vernietiging in aanmerking. De minister heeft namelijk - zoals zij terecht erkent - voorafgaand aan deze besluiten geen contact opgenomen met de Griekse autoriteiten om informatie uit te wisselen over de nieuwe verzoeken van betrokkenen om internationale bescherming, haar standpunt daarover en de door Griekenland toegekende vluchtelingenstatus. Nadat zij contact heeft gehad met de Griekse autoriteiten zal de minister dus alsnog nieuwe besluiten op de asielaanvragen van betrokkenen moeten nemen.
In deze nieuwe besluiten zal de minister de asielaanvragen van betrokkenen opnieuw individueel, volledig en naar de actuele stand van zaken moeten onderzoeken aan de hand van de in de Procedurerichtlijn en Kwalificatierichtlijn neergelegde criteria. Bij deze beoordeling moet de minister ten volle rekening houden met de door de Griekse autoriteiten verstrekte informatie over de door hen aan betrokkenen verleende vluchtelingenstatus. Die informatie moet de minister kenbaar in haar beoordeling betrekken.
Als de minister vaststelt dat betrokkenen niet voldoen aan de voorwaarden voor een Nederlandse asielvergunning, dan moet het ervoor worden gehouden dat zij geen vluchteling zijn voor de Nederlandse overheid.
De minister kan de door Griekenland verleende vluchtelingenstatus niet intrekken of beëindigen. Die mogelijkheid staat alleen open voor de Griekse autoriteiten. De minister zal de uitkomst van haar beoordeling wel met de Griekse autoriteiten moeten delen. Het is vervolgens aan de Griekse autoriteiten om te bepalen of zij de aan betrokkenen toegekende vluchtelingenstatus intrekken.….
Het hoger beroep van de minister tegen Rb den Bosch NL21.11598, NL21.11605 en NL21.11608, 5.4.22 gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. De beroepen zijn gegrond. Zoals de minister heeft erkend, moet zij immers nieuwe besluiten op de asielaanvragen nemen.
RvS 202203031/2/V3, 2.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:2865
constaterende, dat:
overwegende, dat:
verzoekt het college:
Op basis van artikel 83b Vreemdelingenwet 2000 (hierna Vw) dient de rechtbank in bepaalde gevallen, waaronder bij asielaanvragen die in de grensprocedure zijn afgedaan, binnen vier weken na het instellen van beroep uitspraak te doen. De grensprocedure kan worden toegepast als mogelijk de Dublinverordening van toepassing is of als de asielaanvraag mogelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. De grensprocedure maakt het mogelijk vreemdelingen te plaatsen in grensdetentie.
De doorlooptijden voor het behandelen van beroepen bij de rechtbanken zijn op dit moment regelmatig langer dan vier weken. De overschrijding van deze termijn, heeft geen betrekking op het al dan niet kunnen voortduren van de grensdetentie. Die termijn heeft betrekking op de termijn waarbinnen de rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van een asielbesluit moet plaatsvinden. De grensdetentie kan dan ook voortduren na het verlopen van de wettelijke termijn van vier weken.
Antwoord kamervraag 2458, 17.6.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2458.html
Conform artikel 4 lid 1 van het Rrg wordt een vreemdeling aan geen andere beperkingen onderworpen dan die volstrekt noodzakelijk zijn om zijn verblijf in het grenslogies te verzekeren alsmede om de veiligheid en de orde aldaar te handhaven. Dit betekent dat vreemdelingen gedurende de dag in beginsel niet worden ingesloten in hun cel, maar enkel gedurende de voor de nachtrust bestemde uren. Tijdens het verblijf op afdeling C3A, van 11 november 2024 tot en met 26 november 2024, werd klager echter vanaf 12 november 2024 dagelijks vanaf 16:30 uur ingesloten in de cel. De directeur heeft verklaard dat dit is gebeurd in verband met het personeelstekort en met het oog op de orde en veiligheid in de inrichting.
De beklagcommissie is van oordeel dat de gevolgen van de maatregelen die de directeur ten gevolge van personeelskrapte omtrent de orde en veiligheid heeft moeten nemen waardoor klager op de genoemde momenten is ingesloten niet voor rekening en risico van klager kan komen. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat het beklag gegrond verklaard moet worden.
De beklagcommissie acht een tegemoetkoming van € 7,50 per dag waarop klager gedurende de dag vanaf 16:30 uur is ingesloten passend en geboden.
DS2024/1315 tlm DS2024/1318, DS2024/1320 tlm DS2024/1324, DS2024/1326, DS2024/1 328, DS2024/1 329, DS2024/1 331 t/m DS2024/1 334, DS2024/1 336 t/m DS2024/1 339, DS2024/1344, DS2024/1346 tlm DS2024/1361 en DS2024/1365 t/m DS2024/1374, 17.6.25
Eiseres is in NL geboren in 2004 en heeft de Ghanese nationaliteit. Zij heeft altijd met haar zusje en haar moeder in Nederland gewoond. Zij heeft echter nooit legaal verblijf gehad. Zij heeft in Nederland basis- en middelbaar onderwijs doorlopen en doet nu een MBO-opleiding Juridische Dienstverlening. Ook werkt zij parttime bij een supermarkt. Hieruit volgt echter niet dat de band van eiseres met Nederland meer dan gebruikelijk is. Immers, voor veel jonge twintigers is het volgen van een opleiding en het hebben van een (bij)baan niet meer dan gebruikelijk. De rechtbank merkt hierbij op dat zij ziet dat eiseres er heel goed in is geslaagd om haar leven te leiden zoals andere twintigers doen. Daar komt bij dat zowel eiseres als haar gezinsleden geen beroep doen op de openbare kas, wat te prijzen valt. Maar verweerder heeft hieromtrent niet ten onrechte gesteld dat dit ook betekent dat eiseres en haar familieleden geen inkomensbelasting afdragen.
Het is vaste jurisprudentie dat, als privéleven wordt opgebouwd terwijl de vreemdeling zich bewust was van illegaal verblijf, alleen in uitzonderlijke gevallen een positieve verplichting op de staat rust om een verblijfsvergunning te verlenen. En verweerder heeft tot de conclusie kunnen komen dat daarvan in dit geval geen sprake is. …
Dat eiseres inmiddels meerderjarig is geworden neemt het risico dat de moeder afgeleid verblijf zal vragen niet weg. Ter zitting is door de gemachtigde van eiseres toegezegd dat de moeder van eiseres geen afhankelijke verblijfsvergunning zou vragen als aan eiseres een verblijfsrecht wordt toegekend. De rechtbank acht deze toezegging begrijpelijk, maar kent hier geen doorslaggevend gewicht aan toe nu deze niet door de moeder van eiseres zelf is gedaan en zij bovendien tot op heden geen gehoor heeft gegeven aan haar vertrekplicht.
Ten aanzien van de overgelegde onderzoeksrapportage van de Rijksuniversiteit Groningen stelt de rechtbank vast dat verweerder dit rapport kenbaar heeft meegenomen in de besluitvorming. Uit het rapport blijkt weliswaar dat eiseres gebaat is bij meer stabiliteit, continuïteit en zekerheid over de toekomst, maar uit het rapport blijkt niet dat dit niet zou kunnen worden geboden in Ghana. Hoewel een vertrek naar Ghana ontwikkelingsschade met zich meebrengt, is meegewogen dat de moeder van eiseres wel eerder in Ghana heeft gewoond en zij de kinderen kan helpen en ondersteunen, temeer nu er nog familieleden in Ghana woonachtig zijn die eiseres en het gezin daarbij kunnen helpen. Verweerder heeft gelet op deze bevindingen in het rapport niet ten onrechte geconcludeerd dat niet is gebleken van zodanig negatieve effecten van een vertrek naar Ghana op eiseres dat haar belang zwaarder moet wegen dan het belang van de Nederlandse overheid.
Het beroep is ongegrond.
Rb den Haag NL24.49837, 28.5.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:10226